Schulhoff: Strijkkwartetten nr. 0 op. 25, 1 en 2; Stukken voor strijkkwartet nr. 1-5; Divertimento voor strijkkwartet; Alla Napoletana; Alla marcia mistorioso in modo europaico ‘schets 1 en 2’. Alma kwartet. Gutman CD 161 (2 cd’s, 1u. 50’30”). 2016
Het vroegste werk is het vijfdelige Divertimento uit 1914, een voorbeeld van helder neoclassicisme, melodieus en met volksmuziek invloeden. Soms wordt men even herinnerd aan de late Dvorak. Het vierde deel, Romance, is in expressief opzicht het mooist, waarna de Rondo finale wat diffuus is maar wel blijkt geeft van Schulhoffs vaardigheid in het kwartetgenre.
In de 5 Stukken exploreert de componist eenzelfde geest van vakbekwaamheid, maar nu op luchtiger, humoristischer leest geschoeid met een Weense wals (herinnerend aan Brittens Frank Bridge variaties), een tango en een gedreven tarantella. In de korte serenade schuilt veel kleur, in de tango milonga de nodige Iberische gloed
In 1923 had Erwin Schulhoff succes met zijn vijf stukken voor strijkkwartet tijdens het internationale festival voor nieuwe muziek in Salzburg. Terug in Praag na een langer verblijf in Dresden componeerde hij het jaar daarop zijn eerste strijkkwartet, waarin een nieuwe stijl speurbaar is. Het gaat om een compact werk in vier delen die samen nog geen twintig minuten duren. Afwisselend stormachtig en vloeiend in neo-klassieke stijl wemelt het van pizzicati en van de dans afgeleid materiaal. Heel mooi is bijvoorbeeld hoe in het tweede deel met zijn nocturne sfeer de beide violen als vuurvliegen rond de altvioolmelodie zwermen. Soms wordt men al luisterend even aan Janáček herinnerd.
Het tweede kwartet ontstond in korte tijd in 1925. Het is vervuld van folkloristische invloeden die kenmerkend waren voor die tijd in Oost-Europa (Bartók, Janáček). Dat volkse karakter blijkt uit de stevige cellopartij en de veerkrachtige ritmen. Het tweede deel is een thema met variaties, weer vol pizzicati, net als het allegro gajo in Boheemse danssfeer. De finale klinkt stevig aardgebonden.
Kwartet nr. 0 op. 25 is een werk nog uit Schulhoffs studententijd in 1918. Veel eigens heeft het niet, het heeft eerder iets van een geactualiseerde Mozart, maar wel relatief omvangrijk. Het langzame deel heeft iets laatromantisch, het menuet bezit rococo sfeer en in de finale keert wat volksmuziekinvloed terug.
Als aardige bonus verrassing zijn daar tot besluit nog drie leuke onbekende losse deeltjes met suggestive titels.
Beide genummerde strijkkwartetten en de 5 Stukken waren er in 1993 met het Petersen kwartet (Capriccio 10.463) en 2010 met het Aviv kwartet (Naxos 8.570965) en in 2004/6 kwam het Schulhoff kwartet (VMS 138 en 180) met een vrij volledige opname waaraan alleen die losse extra stukken ontbraken.
Niet alleen door die bonus, maar ook door het feit dat het uit Marc Daniel van Biemen, Benjamin Peled, Jeroen Woudstra en Nitzan Laster bestaande Alma kwartet deze muziek zo toegewijd, zeker en volkomen idiomatisch uitvoert verdient deze Nederlandse uitgave de voorkeur. Er wordt net zozeer op een mooie toon geconcentreerd, als wel op het tot uiting brengen van de inherente folkloristische, bitterzoete, motorische modernistische tendensen. Met een eersteklas geluidskwaliteit hoeft niemand lang te aarzelen.