Shostakovitch: Vioolconcerten nr. 1 in a op. 77 en 2 in cis op. 129. Frank Peter Zimmermann met het NDR Elbphilharmonie orkest o.l.v. Alan Gilbert BIS SACD 2247 (61’41”). 2012, 2015
De met een tussentijd van bijna twintig jaar gecomponeerde beide vioolconcerten van Shostakovitch, in 2014 nog onderwerp van een vergelijkende discografie, werden vanzelfsprekend geschreven met David Oistrakh als ideale vertolker in gedachten. In 1948 was de componist weer eens uit de gratie geraakt bij het regime en leek het zelfs onwaarschijnlijk dat het werk zou worden uitgevoerd.
Geen wonder dat het duister en somber begint met een eenzame solo, begeleid door celli en contrabassen. In het tweede deel duikt het motto D-Es-C-B op temidden van reminiscenties aan Joodse volksmuziek en ook een thema uit de opera Lady Macbeth van Mtsensk die in 1936 tot ’s componisten eerste hevige aanvaring met de Sovjet machthebbers had geleid. Maar een solistisch hoogtepunt is natuurlijk de solo passacaglia.
In 1967 toen de gezondheid van de componist al was aangetast door hartkwalen, werd dat ook in zijn composities extra merkbaar. Het thema sterflijkheid spreekt opnieuw uit het over het geheel sombere, naar binnen gekeerde tweede concert, heel uitgesproken in het adagio.
Na vele anderen komt nu ook Frank Peter Zimmermann met dit tweetal werken. In viooltechnisch opzicht speelt hij deze feilloos met een zekere koele precisie in afwezigheid van nodeloze opzichtigheid. Best indrukwekkend, zeker omdat hij ook het karakter van beide werken raakt. De passacaglia uit het eerste concert klinkt stoïcijns mooi, vol verlangen ook en het scherzo krijgt iets demonisch.
Het introspectieve van het tweede concert voelt hij ook goed aan en tegelijk toont hij aan dat dit werk niet het mindere van de twee is. De passende begeleiding is van het in Elbphilharmonie (net geopend november 2016) omgedoopte NDR symfonie orkest uit Hamburg. Zo ontstond een cd die tot de beste van dit tweetal werken behoort, in gezelschap van Vengerov (Warnet 2564-69452-7). De opnamen vonden echter nog plaats in de Laeißhalle.