CD Recensies

SMETANA: MÁ VLAST, HRŮŠA

Smetana: Má vlast. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Jakub Hrůša. BR Klassik 7196 (81’11”). 2016

 

Nadat hij in de opera’s De Brandenburgers in Bohemen, Dalibor en Libuše de geschiedenis en mythologie van zijn Tsjechische vaderland in operavorm had gevierd, wilde hij datzelfde nog eens in orkestrale vorm doen.

Tussen 1872 en 1879 schreef hij dus de zes symfonische gedichten van Má vlast (Mijn vaderland) die een muzikale mijlpaal werden voor de Tsjechische staat.

In deze werken behandelt Smetana de geschiedenis van het land en de schoonheid van het landschap. De cyclus als geheel kreeg extra diepte door een persoonlijk drama terwijl hij nog aan de eerste compositie bezig was: hij werd volledig doof.

Het eerste deel van de cyclus, Vyšehrad, (genoemd naar de ommuurde Praagse buurt die boven de rivier de Moldau uitsteekt, is één van Smetana’s geïnspireerdste werken. Het beroemde beeld van de zich vanaf de bron tot machtige rivier ontwikkelende rivier Moldau is het tweede deel.

Voordat Smetana in Over de bossen en velden terugkeert naar de natuur, geeft hij de legende van Šarka (een amazone die verliefd wordt op een ridder die haar voor het gerecht moet slepen) als opvallende operabewerking. 

De twee resterende symfonische gedichten zijn met elkaar verbonden door een hymne van de hussieten, een groep religieuze hervormers die door de Tsjechen als nationaal symbool worden gezien. Tabor verhaalt over hun strijd, terwijl Blanik (de heuvel waarop de strijders van de hussieten rusten totdat de Tsjechische natie hen weer nodig heeft) begint met hun nederlaag, maar langzaamaan tot een triomfantelijke climax uitgroeit.

In een Vergelijkende Discografie werden de belangrijkste opnamen van het complete werk besproken. Daar zegevierde een van de opnamen die Rafael Kubelik in 1990 kort na de ‘fluwelen opstand’ tijdens het Praags Lente festival maakte (Supraphon SU 1208-2).

Omdat het hele werk langer dan de destijds bij de cd mogelijk geachte maximale opnameduur van tachtig minuten vergt, waren daarvoor doorgaans twee cd’s voor nodig. Enigszins curieus is dat de nog jonge Jakub Hrůša (23 juli 1981) in 2010 in het Rudolfinium in Praag ook al zo’n complete opname met het Praags filharmonisch orkest op 1 cd met 78’53” speelduur maakte (Supraphon SU 4032-2). 

Zonder tempi nodeloos op te voeren, lukte het Hrůša, die de tweede keer iets rustiger te werk gaat en  iets meer tijd neemt, om opnieuw op één schijfje te blijven.

Zijn opvatting is weloverwogen, intelligent, en geeft blijk van veel sfeergevoel en distinctie. Het resultaat imponeert, ook opnametechnisch.