Schubert: Impromptu’s nr. 1-4 op.90, D. 899; Duitse dansen nr. 1-6 D. 820; Moments musicaux nr. 1-6 op. 94, D. 780. Lars Vogt. Ondine ODE 1285-2 (66’30”). 2016
Schuberts Impromptu’s zijn dan wel populaire stukken voor amateur pianisten (zodat men het risico loopt naar het clichématige af te zakken), maar ze bevatten wel degelijk veel wonderschone muziek. In hun balans en bescheidenheid behoren ze tot de welsprekendste manifestaties van Schuberts natuurlijke lyriek en zijn moeiteloze zuivere inspiratie.
De eerste reeks van vier draagt niet duidelijk de naam Impromptu’s, maar de tweede op. 142, D. 935 wel; deze is een duidelijk vervolg op de eerste.
Elk stuk heeft een eenvoudige structuur en behandelt een enkel thema in plaats van de complexe procedures van de sonatevorm. De eerste reeks begint met een inventieve oefening in het behandelen van zo’n enkel thema. Hierop volgt een briljante presentatie van de hoogste toonschalen, een gevoelige nocturne in ges en een meer improviserend laatste gedeelte.
Dit is bekend terrein en de meeste grote Schubertvertolkers hebben wel een opname van deze werken gemaakt. Nu voegt ook Lars Vogt zich bij hen, en hoe levensecht de pianoklank is, zijn vertolking stelt wat teleur want hij toont zich niet gevoelig en fijnzinnig genoeg. Hij last irritante pauzes in en speelt nogal nuchter, op de man af.
Vergelijk dat met Maria Joåo Pires (DG 457-550-2) en hoor hoe zij de dramatische randjes laat goren evenals de dichterlijke gedeelten zeggingskracht geeft. Ze geeft de melodiek een zangerig karakter, maar verliest ook de intimiteit niet uit het oog. Ook Perahia (Sony SK 94732) was natuurlijk erg goed. Deze essenties ontgaan Vogt teveel en het is dan te laat om de andere werken nog te redden. Voor de Duitse dansen en de Moments musicaux komt Uchida (Philips 470.265-2 en 470.164-2) eerder in aanmerking.