Saint-Saëns: Celloconcert nr. 1 in a op. 33; Cellosonates nr. 2 in F op. 123 en 3 in D op. post. (onvoltooid). Emmanuelle Bertrand met het Luzern symfonie orkest o.l.v. James Gaffigan c.q. Pascal Amoyel (p). Harmonia Mundi HMM 90.2210 (66’57”). 2014, 2016
Saint-Saëns Celloconcert nr. 1 uit 1872 is een van de eerste concerten die jonge cellisten onder de knie moeten krijgen. Het is tevens een goede uiting van het gevoelsleven van een tiener. Op en top een romantisch werk met goed speelbare technische hoogstandjes.
Het concert werd geschreven in een tijd waarin de productieve Saint-Saëns samen met Gounod erkenning begon te krijgen als toonaangevende Franse componisten. Het werk was een direct succes en was een van de favorieten van Pablo Casals. Gek genoeg schijnt hij het nooit te hebben opgenomen.
Slechts weinig concerten tonen duidelijker het zingende en grommende vermogen van de cello aan en het werk is dan ook zeer geliefd onder cellisten.
Hoewel het werk uit drie delen bestaat wordt het zonder onderbreking, als organisch geheel, gespeeld. Tussen de twee dynamische hoekdelen vinden we een ouderwets menuet vol gratie en eenvoud.
De partituur is het werk van een vakman die op basis van een enkele, wilde aflopende toonladder van de solist een heel concert weet op te bouwen en in een haast duizelingwekkende orkestratie kan aankleden. In de woorden van de componist: ‘Voor mij is kunst vooral vorm. Expressie en passie verleiden slechts de ongeoefende luisteraar’.
Grote virtuozen uit verleden en heden hebben het werk met smeulend, beheerst vuur gespeeld. Het was vooral Rostropovich die het concert een onweerstaanbare jeugdigheid meegaf (EMI 567.594-2). Verder was te denken aan Chang (EMI 556.126-2), du Pré (Teldec 8573-85340) en Iserlis ( RCA 09026-61678-2), maar ook de Française Emmauelle Bertrand weet goed raad met het concert en voegt daaraan de tweede cellosonate (1872) aan toe, een werk dat overloopt van vloeiende inventiviteit. Ze vertolkt het met de gewenste passie en glans. Interessant dat ze daarna niet de tweede sonate van dertig jaar later kiest, zoals bijvoorbeeld Lidström (Hyperion CDA 67095), maar de beide, ongeveer een kwartier vergende brokken van de onvoltooide derde sonate uit. De geschiedenis van dit fragmentarische werk is een cuieiuze. De avnd voordat Joseph Hollmann de eerste uitvoering in privékring zou geven verscheen hij thuis bij de componist, maar bleek hij zijn partij in het rijntuig te hebben laten liggen. Onaangedaan besteedde de componist 24 uur aan het herschrijven van de vier delen zodat de geplande soirée gewoon kon doorgaan. Maar om onduidelijke redenen raakten daarna weer twee delen kwijt. Nu bestaat het werk bestaat dus slechts in manuscriptvorm en Bertrand en Amoyel zijn blijkbaar de eersten die het respectvol en gevoelig voor cd spelen.
Alleen al daarom is deze uitgave interessant.