Schubert: Strijkkwartet nr. 14 in d. 810 ‘DerTod und das Mädchen’; Tchaikovsky: Strijkkwartet nr. 3 in es op. 30. Kopelman kwartet. Nimbus NI 5962 (2 cd’s, 1u. 22’01”). 2003
De naar de V.S. geëmigreerde Oekraïnse violist Mikhail Kopelman maakte deel uit van het beroemde Borodin kwartet en het Tokio kwartet, maar begon in 2002 met Boris Kuschnir, Igor Sulyga and Mikhail Milman een eigen kwartet.
Op deze cd met tijdens het Edinburgh Festival gemaakte opnamen is gezorgd voor een ongewone koppeling van Schuberts populairste kwartet met het onbekendste van Tchaikovsky.
In 1993 werkte hij mee aan de eigenlijk nog steeds niet geëvenaarde opname van Tchaikovsky’s drie strijkkwartetten (Teldec 4509-90422-2, 2 cd’s) en nu keerde hij tien jaar later na het derde terug.
Opnieuw toont hij gevoel voor de kenmerkende urgentie en thematische kracht van het andante funèbre uit dat werk. Het ensemble laat ook goed de orkestrale kleuring uitkomen en daarin schuilt een verband met Schuberts kwartet.
Hier gaat het om spontane en heel natuurlijke verklankingen die beide werken recht doen. Interessant is dat het Kopelman kwartet van die eerder troostrijke dan intense Schubert en Tchaikovsky nog eens in januari 2006 uitvoerde op Wigmore Hall WH LIVE 0010. Beschouw Tchaikovsky als hoofdvangst en Schubert als grote bijvangst. Van diens wek bestaan namelijk zoveel opnamen met die van het Emerson kwartet (DG 477.045, 3 cd’s) en het Takács kwartet (Hyperion CDA 67585) als de mooiste.