Schubert: Fantasie in f op. 103, D.940; Ländlers D. 814 nr. 1-4; Marche caractéristique op. 121 D. 886/1; Variations sur un thème oriinal in As op. 35, D. 813; Grande marche et trio in b op. 40/3, D. 819; Polonaise in d op. 61/1 D. 824; Rondo in A op. 107, D. 951. Andreas Staier en Alexander Melnikov. Harmonia Mundi HMM 90.2227 (73’02”). 2015
Hoewel Schuberts pianosonates inmiddels deel uitmaken van het verplichte repertoire voor dit instrument, zijn de pianoduetten logisch minder bekend. Logisch omdat er twee pianisten van rang voor nodig zijn. De werken zijn verhoudingsgewijs onderling ook minder in balans.
Er zijn veel gestileerde dansvormen waarbij je als luisteraar het gevoel krijgt dat ze aan de lopende band van Schuberts productiefaciliteit kwamen glijden. Ze zijn bedoeld voor de amateur en men kan er spelend en luisterend best plezier aan beleven. Schubert is echter ook verantwoordelijk voor enkele meesterwerken in het genre.
Boven op de stapel vinden we de Fantasie in f, gecomponeerd in zijn laatste levensjaar, 1828.
Net zoals de Wanderer Fantasie uit 1822 bestaat deze Fantasie in feite uit vier delen, verenigd in een enkele thematische structuur (en in dit werk wat beter op elkaar afgestemd).
Het soms wat macaber genoemde beginthema dat zo pakkend is dat het zich als een oorwurm in het geheugen vastzet, keert keer op keek terug als een soort structurele wegwijzer en brengt het werk op wonderschone, bevredigende wijze tot een einde.
Het eerste deel wordt zonder onderbreking opgevolgd door een majestueus largo dat op zijn beurt leidt tot een dartel scherzo met trio. Het beginthema keert vervolgens weer terug om de finale in te leiden, waarin het aan een fuga behandeling wordt onderworpen. Het werk wordt afgesloten met een van Schuberts gedurfdste passages.
In een Vergelijkende Discografie uit 2016 werden Radu Lupu en Murray Perahia (Sony SK 931015) Maria João Pires en Ricardo Castro(DG 477.523-2) tot favorieten verklaard, met Sviatoslv Richter
en Benjamin Britten (Decca 466.822-2) niet ver uit de buurt.
De pianoforte opnamen van Jos van Immerseel en Claire Chevalier (Alpha 216) en van Malcolm Bilson en Robert Levin (Archiv 453.491-2) speelden geen belangrijke rol. Dat doet deze nieuwe uitgave nadrukkelijk wel.
Toen Andreas Staier en Alxander Melnikov samenkwamen om werk van Schubert op te nemen, was het resultaat van bijzonder grote waarde. Ego’s werden opzijgezet, alles draait om de muziek. De poëtische kracht ontroert en het geluid is uitgebalanceerd en genuanceerd. Door hun wederzijdse begrip is de timing perfect, met name in de overgangen en de frase afsluitingen.
De heren spelen op een mooie Graf fortepiano kopie van Christopher Clarke.