Shostakovitch: Symfonieën nr. 14 op. 135; Romances op gedichten van Alexander Blok nr. 1-7 op. 127. Galina Vishnevskaya (s), Mark Reshetin (b) met het Moskou’s kamerorkest o.l.v. Mstislav Rostropovich c.q. Galina Vishnevskaya (s), David Oistrakh (v), Mstislav Rostropovich (vc) en Moisei Vainberg (p). Warner 2564-61374-2 (1973).
Shostakovitch stond in 1969 in dubio of hij de elfdelige liederensymfonie aan zijn officiële symfonische canon moest toevoegen of niet. Het werk was opgedragen aan Benjamin Britten en impliceerde niet alleen een westerse onhulling in 1967 door Britten met Galina Vishnevskaya en Mark Reshetin met het Engels kamerorkest onder Britten (BBCB 8013-2) in Aldeburgh.
Maar deze symfonie betekende ook een verwijdering van zijn publieke retoriek in zijn recente orkestrale werken. De muziek moest puurder en strakker zijn om zijn gewaardeerde vriend aan te spreken.
Het resultaat is een post-Mahleriaanse liedsymfonie die een soort bevestiging perst uit zij onbevreesde overpeinzingen over de dood. De politieke dimensie is aanwezig in ’s componisten uitvaring tegen een gefaalde wereld. Maar op de achtergrond spelen haast vanzelfsprekend ook thema’s als onrecht en politiek verzet een rol.
De delen zijn:
1 De profundis (bs) Garcia Lorca
2 Malagueña (s) Garcia Lorca
3 Lorelei (s en bs) Apollinaire naar Brentano
4 La suicidé (s) Apollinaire
5 Les attentives I (s) Apollinaire
6 Les attentives II (s en bs) Apollinaire
7 A la santé (bs) Apollinaire
8 Réponse des cosaques zaporogues au sultan de Constantinople (bs) Apollinaire
9 O Delvig (bs) Küchelbecher
10 Der Tod des Dichters (s) Rilke
11 Schluß-Stück (s en bs) Rilke
Shostakovitch voltooide de symfonie in recordtijd, maar was bang dat hij zelf niet meer zou leven om het te horen.
Het blijkt te gaan om een vrij macaber werk voor sopraan, bariton, strijkorkest en slagwerk. Magere Hein is de steeds terugkerende grimmige figuur die in alle gedichten van Garcia Lorca, Apolliniaire, Küchelbecher en Rilke terugkeert.
In juni 1969 regelde hij een privé uitvoering onder leiding van Rudolf Barshai met als solisten Margarita Miroshnikova en Mark Reshetin, korte tijd daarna nam hij het met Galina Vishnevskaya, Reshetin en het Moskou’s kamerorkest op (Russian Revelation RDCD 1119-2)
Verwarrend genoeg voor mensen die de symfonie als subversief beschouwden, verschenen in de vroege jaren zeventig verscheidene Russische lp’s in het Westen. Bijvoorbeeld van Evgenia Tselovalnik en Yevgeny Nesterenko met het Moskou filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin (Melodiya 74321-19844-2).
Er zijn ook twee Nederlandse opnamen, een bijzonder mooie van Gal James, Thomas Oliemans en het Nederlands kamerorkest o.l.v. Gordan Nicolic (Challenge CC 72654) en eentje van Alexandra Nagelkerke en Nanco de Vries met het kamerorkest van het Utrechts conservatorium o.l.v. Viktor Liberman (Wijnand van Hoof WVH 131).
Dan is er nog de kwestie van de taal waarin de liederen worden gezongen. Uitgangspunt bij de meest gangbare opnamen is dat alles in het Russisch gaat. Maar bijvoorbeeld Bernard Haitink koos voor de door de componist gesanctioneerde meertalige oplossing met Julia Varády, Dietrich Fischer-Dieskau en het Concertgebouworkest (Decca 417.514-2), net als Joseph Swensen met Margareta Haverinen, Peteri Salomaa en Tapiola Sinfonietta (Ondine ODE 845-2). Er is een Nederlandse vertaling van Wim Klinkenberg Truus de Leur.
In die vertalingen dreigen sommige vitale en specifieke toonkleuren verloren te raken, net als sommige notenwaarden. Zo klinken de ‘drie lelies’ die het graf van La suicidé tooien in het Russisch eleganter.
Zo blijft de vertolking van Rostropovich die onder het toeziend oog en oor van de componist werd gemaakt, een der mooiste. De cellist noemde deze opname zijn ‘oproep’ om te gaan dirigeren. Bovenal eist Galina Vishnevskaya de oren op in zeven van de elf liederen waarin ze zingt.