Schubert: Strijkkwartet nr. 15 in G op. post. 161, D. 887; Haydn: Strijkkwartet nr. 33 in g op. 20/3 H. III/33. Tetzlaff kwartet. Ondine ODE 1293-2 (75’31”).
Schubert: Strijkkwarteten nr. 12 in c D. 703, Quartettsatz en 15 in G op. post. 161, D. 887. Doric kwartet. Chandos CHAN 10931 (61’50”).
Het laatste strijkkwartet van Schubert is qua intensiteit haast een orkestraal werk. Geen wonder dat de bewerking die Victor Kissine maakte voor Gidon Kremer en zijn Kremerata Baltica (ECM 476.1939) zo’n diepe indruk maakte.
Wat de structuur betreft, is het werk te vergelijken met een half mislukte symfonie. Het werk ontstond binnen tien dagen en de zinderende inspiratie van de componist komt naar voren in de emotie en de spanning met suggestieve harmonieën en een steeds weer aanwakkerende kracht.
Dit laatste kwartet van Schubert heeft ook iets raadselachtigs, het is zowel meesterlijk als heel persoonlijk, maar niet een compositie die zijn geheimen snel prijsgeeft. In het eerste deel contrasteert het rustige tempo dat zowel treurig als troostend is met de spanning en de grootschaligheid.
Voor het gehaaste scherzo heeft Schubert zich door Beethoven laten inspireren, waarna het hymneachtige trio weer een heel andere weg inslaat. In de finale keren we terug naar de conflicterende passages van het eerste deel: typisch Weense buigingen, aangevuld met echte, ingrijpende emoties.
Schuberts afscheid van het strijkkwartet is een immense onderneming met uitgesponnen tempowisselingen en zoekende frasen. De ensembles die daar de beste greep op hebben, zijn ook het succesvolst.
De eerste mooie opname van dit kwartet verscheen in 1938 en was van het Busch kwartet (Warner 0946-361.589-2), een tweede was uit de jaren zestig vorige eeuw van het Juilliard kwartet (Sony SB2K89928, 2 cd’s), een latere erg goed is er van het Kodály kwartet (Naxos 8.557125) en nu verschenen kort na elkaar twee nieuwe uitgaven die elkaar ook een toppositie lijken de betwisten.
Het uit Christian Tetzlaff (v), Elisabeth Kufferath (v), Hanna Weinmeister (va) en Tanja Tetzlaff (vc) bestaande Tetzlaff kwartet, zowel als de leden van het Doic kwartet Alex Redington (v), Joanthan Stone (v), Hélène Clément (va) en John Myerscough (vc) zetten dit laatste Schubertkwartet dramatisch in en omvatten vervolgens alle haast magisch wisselende stemmingen met een consistente concentratie en een spontaan juist gevoel. Het andante bezit een lichte melancholie en er is iets van vreugdevolle eenvoud waar te nemen in de finale.
De verschillen in de koppeling kunnen een nadere keuze bepalen. Het Tetzlaff kwartet komt met een al even inzichtelijk gespeeld kwartet van Haydn uit de reeks van zes ‘Zon’ kwartetten met een prachtig zangerig poco adagio als hoogtepunt.
En het Doric kwartet blijft bij Schubert met een felle, flexibel gefraseerde gespannen weergave vol onderhuidse energie van de Quartettsatz.
De emotionele temperatuur is bij beide groepen aardig hoog in deze interpretaties. Het wordt drukker aan de top.