Sæverud: Symfonieën nr. 2 op. 4 en 4 op. 11; Romance voor viool en piano op. 23a; Barcarolle d’una notte d’estate ‘Smarnatt Båtong’; Cinquanta variazioni piccole, Katrine Buvarp (v) met het Stavanger symfonie orkest o.l.v. Ole Kristian Ruud. BIS CD 1262 (66’51”). 2001
Sæverud: Symfonie nr. 3 in bes op. 5; Vioolconcert op. 37. Trond Sæverud (v) met het Stavanger symfonie orkest o.l.v. Ole Kristian Ruud. BIS CD 872 (78’50”). 1998
Sæverud: Symfonie nr. 5 op. 16 ‘Quasi una fantasia’; Hoboconcert op. 12; Entrata regale op. 41; Sonata giubilata op. 47. Gordon Hunt (h) met het Stavanger symfonie orkest o.l.v. Ole Kristian Ruud. BIS CD 1162 (59’11”). 2000
Sæverud: Symfonie nr. 6 op. 19 ‘Sinfonia dolorosa; Galdreslåtten op. 20; Kjæmpevisi-slætten op. 22; Peer Gynt suites nr. 1 en 2. Stavanger symfonie orkest o.l.v. Alexander Dimitriev. BIS CD 762 (67’18”). 1995
Sæverud: Symfonie nr. 7 op. 27 ‘Psalm’; Fagotconcert op. 44; Orkestsuite Lucretia op. 10. Stavanger symfonie orkest o.l.v. Alexander Dimitriev. BIS CD 822 (60’32”). 1997
Sæverud: Symfonie nr. 8 op. 40 ‘Minnesota’; Celloconcert op. 7. Truls Mørk (vc) met het Stavanger symfonie orkest o.l.v. Ole Kristian Ruud. BIS CD 972 (64’21”). 1999
Sæverud: Symfonie nr. 9 op. 45; Fanfare and hymns op. 48; Pianoconcert op. 31. Noriko Ogawa met het Stavanger symfonie orkest o.l.v. Alexander Dimitriev. BIS CD 962 (60’56”). 1998
Hij was de Grieg tijdenlang de Grand Old Man van de Noorse muziek, Harald Sæverud (1897-1992). Hij had als zodanig zelfs vrijwel een internationale status, hoewel zijn reputatie rust op een betrekkelijk klein oeuvre. De ruggengraat daarvan wordt gevormd door negen symfonieën. De eerste daarvan werd teruggetrokken of ging verloren.
In het lp tijdperk was de componist aardig vertegenwoordigd door de Noorse tak van Philips.
Bis bekommerde zich eerder om Sæveruds pianowerken, die samen met werken van Fartein Valen werd uitgebracht (BIS CD 173/4).
Maar gelukkig is er ook deze integrale opname van de symfonieën nr. 2 tot 9 door het orkest uit Stavanger dat beurtelings onder leiding staat van Ole Kristian Ruud en Alexander Dimitriev.
Drie symfoniën ontstonden gedurende de oorlogsjaren 1940-1945. Dat verklaart ook de bijnamen. Nr. 5 uit 1941 heet nog vrij onschuldig Quasi una fantasia, nr. 6 Sinfonia dolorosa en nr. 7 (1945) Salma. De componist heeft nooit ontkend dat de muziek was beïnvloed door de situatie in zijn land, maar echt programmatisch zijn ze niet. Achteraf bleek ook dat nr. 5 eigenlijk Symfonie ven weerstand had moeten heten. Maar om de Duitse bezetters niet te irriteren, is dat vermeden. Het werk is ééndelig en bestaat uit 26 contrastrijke variaties.
Het aantrekkelijke van de muziek van Harald Sæverud in het algemeen is dat deze is gespeend van bombast en grootspraak. Hier en daar zijn er folkloristische elementen in doorgedrongen.
Ook Symfonie nr. 6 is een kort, intens werk, opgedragen aan een goede vriend die in het verzet omkwam en de opnieuw eendelige Symfonie nr. 7 is zoals de titel suggereert een orkestraal dankbetoon voor de ingetreden vrede. Het werk telt zes delen en een paar titels daarvan zijn ‘hymnen’, Kerstmis variaties’, ‘Staafkerk klokken’ en ‘Glorificatie’ Over Symfonie nr. 8 (1958) valt op te merken dat deze haast uitpuilt van de verbeeldingsvolle gedachten en inventiviteit na een mysterieus begin. De vier delen hebben alle een persoonlijk karakter en dar wijzen de titels van de vier delen ook op: ‘Er was eens’. ‘Hoop en verlangen’, ‘Vrolijke dag’ en ‘Mens en machine’. Hooguit is het werk niet erg krachtig in de zin dat het geheel minder is dan de som der delen.
In Symfonie nr. 9 (1965/9) klinkt dan eindelijk iets door van het fraaie Noorse landschap.
De symfoniereeks heeft een aanzienlijke bijvangst in de zin van een vijftal soloconcerten; het Celloconcert uit 1931 wordt op heel hoog niveau uitgevoerd door de beste beschikbare Scandinavische cellist, Truls Mørk. De componist wilde er nog wat veranderingen in aanbrengen, maar daarvan is het niet meer gekomen Hier is daarom een eindversie van Robert Rønnes gebruikt.
Het Hoboconcert is een onbekommerd, vrolijk werk uit 1938. Het heeft een licht improvisatorisch karakter. Het danst in de hoekdelen en heeft een zangerig adagio molto. Gordon Hunt is een uitstekende solist.
Voor het in gangbare driedelige vorm gegoten Pianoconcert uit 1950 zet Noriko Ogawa zich vol overtuiging in. Het is een vrij grillig, robuust werk met humoristische trekken
Ook het Vioolconcert uit 1956 en het Fagotconcert uit 1963/7 krijgen geïnspireerde interpretaties.
Wat de overige weken betreft nog kort het volgende.
Entrada regale was bestemd voor het bezoek van koning Olaf aan het Bergen Festival 1965 en de Sonata giubilata in gecomprimeerde sonatevorm voor de viering van het negenhonderdjarige bestaan van die stad in 1968.
De respectievelijk zes- en zevendelige Peer Gynt suites uit 1947/54 waren net als die van Grieg bestemd als toneelmuziek voor Ibsens toneelstuk, maar klinken heel wat ruiger. Dat laatste geldt ook voor Galdreslåtten (1942), een heel origineel klinkend werk.
Als vreemdeling kunnen we ons wat minder goed voorstellen wat de betekenis van de vijfdelige Lucretia suite die in 1936 die werd gecomponeerd voor het gelijknamige stuk van André Obey. Heel suggestief is de nachtelijke scene uit het vierde deel waarin Lucretia slaapt; in het derde wordt Lucretia achter het spinnenwiel gesuggereerd.
Over de hele linie is voor zover niet al opgemerkt sprake van zeer goede uitvoeringen door alle betrokkenen. Wie dus nader kennis wil maken staat deze geslaagde reeks opnamen mooi ten dienste.