CD Recensies

SATIE: PIANOWERKEN 1, HORVATH

Satie: Pianowerken deel 1. Allegro (1884), Valse-ballet (1885), Fantasie-valse (1887), Quartet nr. 1 en nr. 2 (schetsen, 1886), Ogives (1886), Sarabandes (1887), Gymnopédies nr. 1-3 (1888), Gnossienne nr. 5 (1889), Chanson hongroise (1889), Première pensée rose et croix (1891), Gnossienne nr. 4 (1891), Leit-Motiv du Panthée (1891), Sonneries de la rose et croix nr. 1-3 (1891), Le fils des étoiles, acte 1: Gnossienne nr. 7 (1891). Nicolas Horvath. Grand Piano GP 761 (73’25”). 2016

 

De Franse pianist Nicolas Horvath die zich in het Grand Piano album met 3 cd’s The key collection liet horen met Satie’s vroege Allegro en die eerder opmerkelijke opnamen maakte met werken van Liszt (Hortus 100) en Glass (Grand Piano GP 677) zet zich nu in voor Satie.

Diens treffende pianowerken maken ongeveer driekwart van zijn oeuvre uit en behoren tot zijn representatiefste werken. Hun vaak absurde titels hebben vaak een parodistische bedoeling (en drijven soms ook lichtelijke spot met de poëtische titels van de pianowerken van Debussy).

Maar ondanks hun blijkbare frivoliteit zijn deze miniatuurtjes vaak heel lyrisch in een klankwereld die deels voortkomt uit het café-cabaret waarin Satie optrad en deels vanuit de belangstelling die hij toonde in modale en Middeleeuwse christelijke muziek.

Die nadruk op modale technieken en strenge ‘witte toetsen’ harmonieën zijn vooral goed te horen in zijn Trois Gymnopédies uit 1888 en de Six Gnossiennes (1890) die vooruitlopen op dergelijke harmonische hulpbronnen vijftien jaar later door Debussy.

Het begin van Nicolas Horvaths complete opname onderscheidt zich meteen in enige opzichten veelbelovend van voorgaande pogingen door Reinbert de Leeuw (Philips), Noriko Ogawa (BIS), Pascal Rogé (Decca), Aldo Ciccolini (EMI), Jean-Yves Thibaudet (Decca) en Jean-Pierre Armengaud (Adda).

Niet alleen gaat hij namelijk zorgen voor een echt volledige opname van deze werken in  chronologische volgorde, hij doet dit op basis van een nieuwe kritische uitgave en historiserend op een Erard vleugel uit 1881 die ooit aan Cosima Wagner toebehoorde.

Dat zou van ondergeschikt belang zijn, wanneer zijn voordracht niet zo geschikt was voor het tijdeloze, etherische karakter van deze muziek. Zijn spel is heel idiomatisch en geeft een goed levendig beeld van Satie’s bijzondere soort verbeelding waarbij het zozeer aankomt op eenvoud, precisie, helderheid en elegantie. Nu hopen dat dat hoge niveau gehandhaafd wordt in het vervolg. Grappig dat nu al blijkt dat er een zevende Gnossienne is.