Shostakovitch: Symfonie nr. 1 in f op. 10; Scherzi in fis op. 1 en in Es op. 7; Thema en variaties in Bes op. 3; Fragmenten op. 42 nr. 1-5. Luxemburg filharmonisch orkest o.l.v. Gustavo Gimeno. Pentatone PTC 5186-622 (68’33”). 2016
Eigenlijk is de Symfonie nr. 1 van Shostakovitch best een verbazingwekkend werk uit zijn studententijd (1923/4). Het succes dat het stuk meteen had, veranderde zijn hele perspectief. De partituur bevat ideeën die telkens opnieuw in latere werken opduiken.
Er is al een duidelijk enthousiasme voor het paradoxale en groteske, in combinatie met Miaskovsky-achtige voorgevoelens. Tijdens de finale lijken de pauken een executie aan te kondigen, hoewel de componist later het crescendo van de kleine trom als een nogal vulgair effect beschouwde.
Dergelijke facetten van het werk bezitten een bepaald soort romantische dromerigheid. Een subtiele behandeling van tempo en metrum, vooral in hert speelse tweede deel, getuigen van een verfijnde behandeling.
Intussen kunnen we wel over zowat zestig opnamen van deze symfonie beschikken. De mooiste daaronder zijn van Jurowski (ook op Pentatone, PTC 5186-068), Ormandy (Sony 82876-86844-2) en Järvi (Chandos CHAN 8411).
Maar deze nieuwe is ook lang niet gek omdat Gimeno er niet alleen zoiets als Shostakovitch’ ‘klassieke symfonie’ van maakt, maar vooral ook omdat hij de symfonie combineert met twee andere vroege werken (een der Scherzi draagt opusnummer 1) die van dezelfde vaardigheden blijk geven en de wat latere Vijf Fragmenten uit 1935.
Van die werken bestonden natuurlijk wel wat opnamen. De Scherzi waren er van Rozhdestvensky (Olympia OCD 194), de Fragmenten o.m. van Schwarz (Naxos 8.557812 en Ashkenazy, Decca 421.120-2 op enkelvoudige cd’s). Ook van Thema met Variaties waren opnamen van Rozhdestvensky (BMG 74321-59058-2) en Botstein (Telarc 80642) beschikbaar, maar wat Gimeno en de Luxemburgers laten horen, doet daar niet of nauwelijks voor onder en de nieuwe uitgave klinkt voortreffelijk.