Suk: Symfonie in c op. 27 Asrael. Essens filharmonisch orkest o.l.v. Tomás Netopil. Oehms OC 1865 (59’55”). 2016
De Asrael symfonie van Josef Suk uit 1906 behoort tot de beste twintigste eeuwse Tsjechische orkestwerken. De violist Josef Suk studeerde compositie onder Dvorak. Deze creatieve relatie werd een persoonlijke door zijn huwelijk in1898 met Dvoraks dochter Otilie. Hoewel Dvoraks lessen een grote invloed hebben gehad, was de stijl van Suk na zijn vroegste werk bepaald geen slaafste navolging van zijn leermeester.
Het heeft een duidelijk lyrische, vaak melancholieke aard. Hoewel zijn composities vanaf 1890 aantoonden dat hij zeer begaafd was, leek zijn muziek niet echt opmerkelijk totdat hem twee persoonlijke tragedies troffen. In 1904 overleed zijn vereerde leermeester en schoonvader plotseling, een jaar later gevolgd door de dood van zijn nog jonge echtgenote.
Die twee verliezen veroorzaakten een ontwikkeling van talent tot vrijwel genie, hetgeen mooi duidelijk wordt in de vijfdelige Asrael symfonie. Zijn enige andere symfonie is er eentje in E op. 14 uit 1899.
Het werk is genoemd naar de Bijbelse engel des doods als veelzeggende uitdrukking van verdriet.
De grootschalige compositie omvat de troost in het vierde deel, maar ook een meedogenloze tragedie in de finale.
Asrael was het eerste van een reeks met opmerkelijke, grootschalige meesterwerken, waaronder verder met name Een zomersprookje op. 29 en Rijpheid op. 34.
Het is niet zo verwonderlijk dat ruim vijftien opname van dit werk bestaan. In alfabetische volgorde op dirigentnaam gaat het om
Vladimir Ashkenazy (Ondine ODE 1132-5),
Jiří Bĕlohlávek (Chandos CHAN 9042 en Supraphon SU 4095-2),
Claus Peter Flor (BIS CD 1776),
Rafael Kubelik (Panton 88-1101.2011),
Charles Mackerras (Supraphon SU 4043-2),
Václav Neumann (Denon 33C37-7404),
Kirill Petrenko (CPO 777.001-2),
Libor Pesek (Virgin 791.221-2),
Peter Schneider (Actes Sud AT 34105),
Jevgeni Svetlanov (Russian Revelation RD CD 11011),
Václav Talich (Supraphon SU 3830-2),
Vladimir Vácek (Praga PR 250018),
Jiří Waldhaus (Orchestra concert CD 7/2009),
Walter Weller (Fuga Libera FUG 557).
Geen wonder dat we daaronder veel Tsjechen en Tsjechische orkesten aantreffen.
Het was de 31 mei 2017 overleden Jiří Bĕlohlávek die met het Tsjechisch filharmonisch orkest een van diep inzicht getuigende uitvoering gaf waarin hij de telkens terugkerende thema’s gevoelig behandelt en de symfonie een epische kwaliteit geeft met aan het slot een krachtige catharsis die tot op heden de grootste indruk maakte.
Maar op een wat lager, vooral soberder niveau maakt ook Netopil een goede indruk.