CD Recensies

SAINT-SAËNS: PHAËTON, LA JEUNESSE D'HERCULE. LE ROUET D'OMPHALE, DANSE MACABRE E.A.

Saint-Saëns: Phaéton op. 39; Marche héroïque op. 34; La jeunesse d’Hercule op. 50; Le rouet d’Omphale op. 31; Sarabande et rigaudon op. 93; Danse macabre op. 49. Nationaal orkest Lille o.l.v. Jun Märkl. Naxos 8.573745 (55’28”). 2016

 

Het is vooral om je te verbazen: op driejarige leeftijd moet Saint-Saëns al zijn eerste melodie hebben geschreven, toen hij vijf was analyseerde hij Mozarts Don Giovanni aan de hand van de volledige partituur en op zijn tiende beweerde hij dat hij alle pianosonates van Beethoven uit het hoofd kon spelen. Bluf? Het kan ook best waar zijn geweest, hoewel door een tijdgenoot werd opgemerkt dat hij er als een parkiet uitzag. Mogelijk waren die vroege blijken van genialiteit ook eerder een vloek dan een zegen omdat hij op latere leeftijd van een gedurfde vernieuwer een stoffige reactionair werd.

In de jaren 1870, doen hij in de dertig was, verkeerde hij in de voorhoede van de Lisztiaanse avant-garde. Liszt die het Symfonisch gedicht had bedacht, vond bij hem in Frankrijk navolging met vier stuks van vrij elegante en gracieuze aard: in chronologische volgorde Le rouet d’Omphale, Phaëton, Danse macabre en La jeunesse d’Hercule.

Ooit werden deze heel mooi opgenomen mt Engelse orkesten door Charles Dutoit (Decca 425.021-2). Ook Mark Soustrot heeft voor Naxos een jaar of vier geleden in Malmö al heel wat orkestrale werken van Saint-Saëns opgenomen, maar dat ging voornamelijk om de symfonieën.

Jun Märkl heeft het voordeel dat hij een goed Frans met de juiste blazerstimbres ter beschikking heeft. Samen laten ze, aangevuld met wat andere nuttige orkeststukken - de symfonische gedichten het dramatisch flair en klassieke verfijning horen, geheel overeenkomstig met ’s componisten bedoelingen en inventiviteit. De opname klinkt briljant en heeft diepte.

Alleen was er best nog plaats geweest voor meer orkestwerken uit de reeks Jota aragonese op. 64 Une nuit à Lisbonne op. 63, Sarabande et rigaudon op. 93, de ouverture Spartacus, de Suite algérienne op. 60 en de Suite in D op. 49. Mogelijk zijn die gespaard voor een volgende opname.