Schubert: Winterreise D. 911. Mark Padmore (t) en Kristian Bezuidenhout (p). Harmonia Mundi HMM 90.2264 (69’16”). 2017
Schuberts liederencyclus Winterreise begint zo ongeveer waar Die schöne Müllerin ophoudt. De tiel van het eerste liedd, ‘Gute Nacht’ is een echo van het laatste couplet uit die eerdere cyclus ‘Gute Nacht, gute Nacht! Bis alles wacht, Schlaf’ aus deine Freude, schlaf’ aus dein Leid!’. Ook im muzikaal opzicht komen thema’s voor uit het tweede gedeelte van de eerdere cyclus. Neem de herhaalde fis uit ‘Die liebe Farbe’ die als een soort verborgen motto in de hele Winterreise aanwezig is, het duidelijkst in ‘Der Wegweiser’. Ook de voortdurende wisseling tussen majeur en mineur als blijk van desoriëntatie en verwarring is typisch.
De open kwint als een van de meest troosteloze intervallen die te horen was in ‘Der Müller und der Bach’ keert in alle hevigheid terug in ‘Einsamkeit’ en natuurlijk in het laatste lied ‘Der Leiermann’.
Schubert was doodziek van de syphilis en vol zwarte humor, ironie en een toch positieve levenshouding toen hij deze reeks liederen componeerde. Sinds midden jaren vijftig heb ik de cyclus een groot aantal keren gehoord, ‘live’ en via lp en cd, in december 2017 nog met Peter Gijsbertsen en Reinild Mees in m’n eigen dorp. Er is ook een redelijk goed bijgewerkte Vergelijkende Discografie aan gewijd.
Daarin kwam de eerdere opname van Mark Padmore met pianist Paul Lewis (Harmonia Mundi HMU 90.7484) er bij de tenorversies heel goed af. Nog beter slaagde zijn nieuwe realisatie, waarbij Kristian Bezuidenhout op een Graf fortepiano begeleidt.
De reis begint met iets klagerigs in de stem, op de fortepiano beantwoord met stevige sforzandi. Verderop komen de emoties zonder blijken van bitterheid over de trouweloze geliefde, de stilte buiten en de turbulentie in het hart met enige kwelling in ‘Frühlingstraum’ en een realisatie van de harde werkelijkheid in ‘Eisamkeit’. ‘Die Krähe’ heeft iets verraderlijk zoets om daarna qus stemming weer om te slaan in de duizeligheid van ‘Letzte Hoffnung’ en de koortsige opwinding van ’Täuschung’ om dan wat rust terug te vinden in ‘Das Wirtshaus’. ‘Mut’ wekt valse hoop en dan volgt die weinig opbeurende ‘Leiermann’.
In zijn tweede lezing heeft Padmore zijn opvatting nog uitgediept en aangescherpt en gelukkig vindt hij in Bezuidenhout een heel congeniale begeleider. Samen zorgden zij voor een der mooiste tenorversies van de eindeloos boeiende cyclus.