Strauss, R.: Cellosonate in F op. 6; Romance voor cello en orkest in F TrV. 118; Don Quixote op. 35; ‘Morgen’ uit Liederen op. 27 TrV. 170. Ophélie Gaillard (vc), Vassikis Varvaresod (p), Béatrice Uria Monzón (ms) en Dov Scheindlin (va) met het Tsjechisch nationaal symfonie orkest o.l.v. Julien Masmondet. Aparté AP 174 (79’24”). 2018
R is wel vaker een muzikaal eerbetoon bewezen aan Miguel Cervantes’ ‘ridder van de droeve figuur’, de door ridderlijkheid bezeten heer die het vroeg zeventiende eeuwse Spanje doorkruiste om onrecht te bestrijden. Geen enkele daarvan was echter zo eigenzinnig en gedetailleerd als Richard Strauss’ ‘fantastische variaties op het ridderlijke personage’ uit 1897. Het is de komische ter eihanger van Ein Heldenleben.
Don Quixote wordt vooral geroemd vanwege de levendige schilderingen va n bijvoorbeeld blatende schapen die hij aanziet voor twee machtige legers die worden beste=reden mt koperen blaasinstrumenten of de windmachine die zijn luchtreis op een houten paard begeleidt.
Strauss beweerde ook dat hij via muziek een lepel en rode haren kon uitbeelden. Ook hier benut hij zijn beschrijvende vermogens ten volle. Toch verhullen. De pret en spelletjes de fenomenale muzikale organisatie van dit werk. Strauss onderwerpt namelijk een groot aantal thema’s aan een opeenvolging van steeds ingenieuzere variaties.
Er is een belangrijke solopartij voor cello, die de Don personifieert en waarvoor meestal een beroemde virtuoos wordt uitgenodigd en een minder belangrijke voor de altviool als Sancho Panza.
Die cellopartij is meest mannenwerk en wat dat betreft is Mstislav Rostropovitch met Ulrich Koch en het Berlijns filharmonisch onder Karajan (Warner 7243-566.965-2) nog steeds onovertroffen.
Bij de dames was het alleen Jacqueline Du Pré die zich in 1968 met Boult over de solopartij ontfermde (EMI 555.528-2). Dat niveau halen de Franse celliste Ophélie Galliard en het Tsjechische orkest begrijpelijk niet helemaal, maar de cellist laat de redelijke held wel mooi domineren wanneer dat in de partituur is aangegeven. Heel mooi speelt ze bijvoorbeeld de visioensequens van de derde variatie en Julien Masmondet benadrukt behoorlijk het idealisme van de weelderige partituur zonder de luchtige humor tekort te doen.
Zijn waarde ontleent de keurig volle opname mee aan de extra, niet alledaagse werken van Strauss. Wie kent zijn jeugdwerken, de Cellosonate uit 1882 en zijn Romance uit 1883 echt? Hier duiken ze fraai op en als one verwachte toegift zingt mezzo Béatrice Uria Monzón nog mooi het lied ‘Morgen’.