Schumann: Strijkkwartetten nr. 1 in a op. 41/1, 2 in F op. 41/2 en 3 in A ook. 41/3. Engegård kwartet. BIS SACD 2361 (74’31”). 2016
De opluchting en de blijdschap over de heelhuidse terugkeer van Clara na haar eerste uitgebreide concerttournee sinds hun kortgeleden gesloten huwelijk resulteerde bij Schumann een grote golf creatieve activiteit en creativiteit in de zomer van 1842. Te beginnen met zijn drie enige Strijkkwartetten die binnen een paar jaar na elkaar ontstonden toen hij tweeëndertig was.
Voor de uitvoerenden van dit drietal werken is het zaak deze muziek niet te zeer in de schaduw van Beethoven de plaatsen, zoals het Doric kwartet (Chandos CHAN 10692) te nadrukkelijk doet.
Schumanns wereld is er nu eenmaal eentje met veel toespelingen, een nadrukkelijk eigen karakter en vergt een vitale, maar niet hoekige ritmiek om tot zijn recht te komen. Vooral het derde kwartet hoort gevleugeld te klinken.
Het uit Arvid Engegård en Alex Robson (v), Juliet Jopling (va) en Jan Clemens Carlsen (vc) bestaande Engegård kwartet heeft dat veel beter begrepen en concentreert zich op het afwisselend stormachtige en tere karakter van deze werken.
Het geheel van vertolkingen wordt gekenmerkt door een geagiteerde, ontvlambare sfeer die zonder enige overdrijving tot stand wordt gebracht. Dat klinkt niet steeds makkelijk en geruststellend, maar lijkt wel de bedoeling.
Slechts het Zehetmair kwartet met Thomas Zehetmair, Matthias Metzger, Ruth Kilius en Françoise Groben lukte dat nog iets beter, idiomatischer te hebben begrepen (ECM 472.169-2). Wel is het klankgemiddelde van BIS iets mooier.