Schubert: Octet in F op. posth. 166, D. 803. Camerata RCO. Gutman CD 181 (56’28”). 2017
Van de Concertgebouworkest leden Marc Daniel van Biemen, Annebeth Webb (v), Jeroen Woudstra (va), Maartje-Maria den Herder (vc), Olivier Thierry (cb), Hein Wiedijk (kl), Jos de Lange (fag) en Fons Verspaandonk (hrn) mag worden verwacht dat ze individueel zowel als in teamverband de nodige creatieve inventiviteit bezitten om wat heel gaafs van Schuberts Octet te maken. Dat is dan ook het geval.
Geen van hen vraagt om persoonlijke aandacht, maar treedt goed als luisterend en oordelend lid van een groep van acht op. Dat leidt tot mooie momenten, zoals in het duo van cello en klarinet met op de achtergrond vioolklanken aan het eind van de expositie in het eerste deel.
Er wordt gewaakt tegen het gevaar dat een van de acht zich in een miniconcert voor het eigen instrument begeeft. Hechte samenwerking in dezelfde geest staat voorop en hoewel de acht zich gevoelig tonen voor Schuberts Weense hedonisme, tonen ze zich ook ontvankelijk voor de geheimzinnige schaduwen in het andante en het menuet, delen die balanceren tussen droom en dans.
In het eerste deel valt nog op hoe mooi pianissimo het van verlangen vervulde tweede thema van klarinet en hoorn klinkt. En dan is er de finale, die zo makkelijk een anticlimax kan worden. Hier niet.
Zo treden de Amsterdammers met succes aan tegen de mooiste al bestaande opnamen van het Weens octet (Decca 430.516-2), Mullova c.s. (Onyx 4006), Northern Light (PHI LPH 015) en Faust c.s. (Harmonia Mundi HMM 90.2263).
Het is wel zo dat de meeste andere uitgaven een extra werk bieden; 56 minuten speelduur per cd is aan de zuinige kant.