Dvorak: Pianotrio nr. 2 in g op. 26 B. 56; Suk: Pianokwartet in a op. 1. Resp. Kiveli Dörken (p), Christian Tetzlaff (v) en Maximilian Hornung (vc) en Martin Helmchen (p), Antje Weithaas (v), Vicki Powell (va) en Maximilian Hornung (vc). AVI 8553404 (52’37”). 2017
Schoonvader en schoonzoon verenigd. Toen Josef Suk sr. (1874-1935) les nam bij Dvorak aan het conservatorium in Praag in de jaren 1880, kreeg hij niet alleen een mentor, maar ook een schoonvader al duurde het tot 1898 voordat hij met Otilie Dvorak trouwde.
Suk schreef zijn Pianotrio nr. 1 als 16-jarige onder het toeziend oog van Dvorak in 1891, terwijl Dvorak in dezelfde tijd zijn Pianotrio nr. 2 componeerde. Het eerste werk is vol jeugdige energie en meeslepend, toont ook een zekere stilistische onafhankelijkheid, terwijl het tweede vrij rijp en zelfverzekerd klinkt. Maar de werken hebben ook het nodige gemeen. Bijvoorbeeld de krachtige, vrij aardebonden vaart van de gebruikte thema’s en de intense dialoog tussen de instrumenten. Beide bezitten ook prachtige, hartverwarmende langzame delen.
In verschillende bezettingen met de cellist als gemeenschappelijke noemer worden de twee goed bij elkaar passende werken met het soort overtuigingskracht en autoriteit dat hoort bij toegewijde samenwerking uitgevoerd.
Het Pianokwartet van Suk kreeg wel tien eerdere opnamen. Er is een heel mooie waaraan de jongere nazaat Josef Suk als violist meewerkt (Lotos LT 0058-2).