Stradella: La Doriclea. Emöke Baráth (s., Doriclea), Giuseppina Bridelli (ms., Lucinda), Xavier Sabata (ct., Fidalbo), Gabriella Martellacci (a., Delfine), Luca Cervoni (t., Celindo) en Riccardo Novaro (b., Giraldo) met Il pomo d’oro o.l.v. Andrea de Carlo. Arcana A 454 (3 cd’s, 3u., 08’21”).
Van de zeven opera’s die de jong gestorven Alessandro Stradella (1643-1682) componeerde, kreeg eigenlijk alleen Orazio Cocle enige overlevende bekendheid. Maar afgezien van wat fragmenten bestonden van die werken geen volledige opnamen, totdat nu La Doriclea uit 1681 op een libretto van Flavio in liefst 122 bandjes opgedeeld en ruim drie uur durend verscheen.
Het werk blijkt te vallen in het typisch zeventiende eeuwse genre van de intrige komedies, die een eeuw later zijn bekroning vond in een paar Da Ponte opera’s van Mozart en bij Rossini. Verfijnd, amusant en komisch laat de componist de koppels van Doriclea en Fidalbo, van Lucinda en Celindo ageren met het komische stel Delfina en Giraldo onderling ageren met alle verwarring die ze stichten. De bekende ingrediënten zijn verliefdheid, verraad, dubbelzinnigheden, verwisselde identiteiten, vermommingen, een duel. Het zal het bevoorrechte publiek in Genua destijds veel plezier hebben bereid.
Dit alles in sterk contrast met het niet louter vrolijke leven van de componist zelf die om onduidelijke redenen in Genua in 1692 op straat door een huurmoordenaar werd doodgestoken.
Gelukkig kunnen we nu ongestoord en bij herhaling van deze leuke, over de hele linie geanimeerd goed gerealiseerde opera genieten. Het gaat om de vijfde opname uit een veelomvattend Stradellaproject van Arcana.