Sibelius: Symfonieën nr. 1 in e op. 39, 2 in D op. 43, 3 in C op. 52, 4 in a op. 63, 5 in Es op. 82, 6 in d op. 104 en 7 in C op. 105. Orchestre de Paris o.l.v. Paavo Järvi. RCA 7592-451-2 (3 cd’s, 3u., 51’46”). 2012/6
In het verleden bekommerde Paavo Järvi zich al vaker om Sibelius, met soms verrassende werken als Kullervo (Virgin 545.292-2), De jonkvrouw in de toren (Virgin 545.493-2), een zevental cantates (Virgin 545.561-2) en andere onbekende composities als Ons vaderland, de Hymne tot de aarde, De oorsprong van het vuur en Väino’s lied (Virgin 342.047-2).
Maar het zevental Symfonieën vormt een heel andere, geduchtere materie. Om te beginnen lijkt het Orchestre de Paris niet het ideale klanklichaam voor Sibelius en heeft Frankrijk in tegenstelling tot Engeland helemaal geen Sibeliustraditie, zoals Rattle aantoonde met zijn cyclus (EMI 764.118-2). Op zich laat Järvi best mooie dingen horen en Symfonie is als beste heel goed geslaagd in een opvatting vol urgentie en frisheid. Ook in nr. 6 wordt een helder betoog afgestoken, maar nr. 4 mist het aan donkere kracht en nr. 7 lijkt aan een verkleining onderhevig te zijn.
Ondanks al Paavo Järvi’s kundigheid en zijn duidelijke affiniteit met deze werken, overtuigt iets in deze verklankingen niet helemaal. Daarom blijf ik zelf liever bij Ashkenazy (Decca 455.402-2) en haal ik ook graag Maazel (Decca 478.8541) tevoorschijn. Zijn opname met net Weens filharmonisch is te verkiezen boven die met het Pittsburg orkest (Sony 88697-80833-2).