Stravinsky: Le sacre du printemps; Debussy: La mer. New York filharmonisch orkest o.l.v. Jaap van Zweden. Decca 481.79817 (59’44”). 2018
Het onvermijdelijke was aan te zien komen, de eerste officiële opname van Jaap van Zweden na zijn aanstelling bij het New York filharmonisch orkest en binnen een week na zijn definitieve komst ‘live’ vastgelegd tijdens een concert met twee grote, maar heel verschillende meesterwerken uit het begin van de twintigste eeuw. Bovendien zijn het werken die hij blijkbaar nog niet eerder had vastgelegd.
Dat de kersverse, al innige relatie tot een geestdriftige uitvoering van Stravinsk’s Sacre moest leiden, kon haat niet anders. Een kolfje naar de felle hand van de dirigent, die gelukkig ook de schoonheid van de mijmerende momenten duidelijk laat uitkomen. Zo wordt de Sacre geen sucre.
Debussy vond het etiket ‘impressionist’ vreselijk. Hij vond dat als als er al een vergelijking met het beeld moest worden gemaakt, dat dit eerder met het pointillisme zou moeten zijn. Iedere gedempte trompetnoot, elke uithaal van de dwarsfluiten, elke trommelslag is als een klein puntje. Al die puntjes moeten ook in La mer exact de juiste kleur en scherpte hebben. Het is die precisie die Van Zweden (net als bv. Boulez, DG 439.896-2) voorstaat zonder het grote canvas met zijn wisselende sferen als geheel ook maar iets te kort te doen (zoals bv. Haitink, Philips 416.444-2) in zijn sfeervolle vertolking aan de dag legt en daarmee zorgt voor tot de momenteel hoogwaardigste versies van deze ongewone combinatie werken.