Scriabin: Symfonie nr. 1 in E op. 26 en Prométhé, le poème de feu op. 60. Kirill Gerstein (p) en het Oslo filharmonisch koor en orkest o.l.v. Vasily Petrenko. Lawo LWC 1160 (69’33”). 2017
De mythe van Prometheus was een voorspelbare onderwerpkeuze voor een componist die zo van zichzelf overtuigd was als Scriabin. De vroeg-twintigste eeuwse Russische meester zag ongetwijfeld een parallel tussen de titanenzoon die vuur stel ten behoeve van de mensheid en zijn eigen lotsbestemming (zo zag hij het tenminste) om de mensheid te verlichten.
Met zijn ongeveer twintig minuten durend ‘gedicht van het vuur’ uit 1910 zorgde hij voor echt licht in de vorm van een ‘kleurenklavier’ dat het auditorium in verschillende tinten die bij de harmonische ontwikkelingen pasten moest belichten.
Dat harmonische palet is een van de rijkste dat Scriabin ontwierp met een zogenaamd ‘Prometheusakkoord’ van gestapelde kwarten dat aan het eind oplost in een vlammend Fis-groot, compleet met orgel en woordloos zingend koor.
Ook is er een belangrijke rol voor een solopianist, niet als in een soloconcert, maar eerder als in een kamerorkest. Dat pianospel is verweven met het filigraan van Scriabins rijk gedetailleerde orkestratie, hoewel dat niets afdoet aan de virtuositeit. Bij de eerste uitvoering in Moskou speelde de componist zelf die pianopartij.
Op cd ontbreken helaas de lichteffecten, maar de combinatie van een een vurige pianist als Kirill Gerstein en een dirigent die gevoelig is voor orkestrale kleurwerking als Vasily Petrenko leidt tot mooie resultaten. Jammer hooguit dat Martha Argerich en Claudio Abbado in 1992 nog wat extra élan te bieden hadden (Sony SK 53978). Maar wie genoegen neemt met een goed uitgevoerde Symfonie nr. 1 kan gelukkig zijn met deze uitgave.