CD Recensies

SCHUMANN: PIANOSTUKKEN IN FUGHETTAVORM; GESÄNGE DER FRÜHE; AHNUNG E.A,

Schumann: Pianosonate nr. 3 in f op.14; Faschingsschwank aus Wien op. 26; Fantasiestücke nr. 1-3 op. 111; Gesänge der Frühe nr. 1-5 op. 133. Jean-Efflam Bavouzet. Chandos CHAN 20081 (74’26”). 2018

Schumann: Marsen nr. 1-4 op. 76; Fuga’s nr. 1-4 op. 72; Pianostukken in fughettavorm nr. 1-7 op. 126; Album für die Jugend op. 68 nr. 1-13; Albumblad Ahnung. Juan Carlos Rodriguez. Naxos 8.573094 (69;05”). 2012

Wanneer we het oeuvre van Schumann als geheel overzien, blijkt dat hij vooral een meester van het kleine was. In zijn pianowerken is dat in uitgesproken vorm het geval.

Dit keer willen we ons concentreren op wat onbekendere werken met een concentratie op de laatste: de Pianostukken in fughettavorm nr. 1-7 op. 126 en de Gesänge der Frühe nr. 1-5 op. 133 uit 1853 toen hij al balanceerde op de grens van waanzin die in februari 1854 tot zijn zelfmoordpoging in de Rijn zou leiden waarna hij in een gesticht werd opgenomen en 29 juli 1856 stierf.

Bavouzet toont zich hier in het hele programma een groot Schumannvertolker, gelukkig ook in 12’18” van de vijf Gesänge der Frühe die terecht aan het eind van het recital komen. Net als Anderszewski (Virgin  2672-9121-2) treft hij meteen de broosheid en het triste van deze muziek. Hij begint als in gebed verzonken, het tweede deeltje krijgt iets hallucinerends en het derde verraadt innerlijke strijd, het vierde blijft net een eenheid van berusting en toont in het vijfde aan hoe de componist zich nog vastklampt aan wat van zijn mentale gezondheid over is. Als geheel vormen ze een evocatie van de dageraad, maar in Schumanns al verwarde geest kondigen ze eerder de naderende eeuwige nacht aan. De rest van het programma is ook uitstekend geslaagd.

De Spaanse pianist Juan Carlos Rodriguez richt zich - heel interessant - op minder bekende werken van Schumann die de groten meest links laten liggen. Het revolutiejaar 1848 ontketende in Schumann een golf vaderlandsliefde die hij kanaliseerde in de 4 martiale Marsen. De 4 Fuga’s op. 72 zijn uit 1845, toen Schumann ook met zijn gezondheid kampte, al blijkt daar weinig van in de geordende muziek. Het Album für die Jugend is uit 1848 en bijzonder in deze opname omdat de pianist de alternatieve versie van ‘Der wilde Reiter’ speelt en de deeltjes die hij uit de eerste uitgave wegliet en die nu in WoO. 30 zijn samengebracht: nr. 11, 13 ’Wals’, 16, ‘Ein Stückchen von Glück’ 21, ‘Andante (von L. van Beethoven)’ 25.

Hij eindigt met het pas in 2007 teruggevonden Albumblad Ahnung dat 2’37’ in beslag neemt.

Het gaat hier vooral om de twee composities die tot de laatste werken van Schumann uit 1853 behoren en hier volle betekenis krijgen. Pianistisch is Bavouzet geweldig, wat de keuze der werken betreft, is Rodriguez zeer interessant.