Saint-Saëns: Symfonie nr. 3 in c op. 78; Poulenc: Concert voor orgel, pauken en orkest in g FP. 93’ Widor: ‘Toccata’ uit Orgelsymfonie nr. 5 in f op. 42/1. Christopher Jacobson met het Suisse romande orkest o.l.v. Kazuki Yamada. Pentatone PTC 5186-638 (65’31”). 2017
Het was een heel ervaren, vijftig jaar oude Saint-Saëns die in 1886 in opdracht van de Philharmonic Society in Londen zijn Symfonie nr. 3 schreef en het werk opdroeg aan de een jaar eerder gestorven Franz Liszt. Zelf dirigeerde hij de première.
Ondanks het uiteindelijke succes had hij zijn aanvankelijke twijfels over hoe het werk zou worden ontvangen. ‘Het zal indrukwekkend zijn’, vertelde hij de Society, ‘maar of het ook een traktatie zal zijn voor het publiek?’
De symfonie heeft de bijnaam Orgelsymfonie gekregen vanwege de prominente rol die het instrument speelt inn twee van de vier delen: in het adagio, waarin het een rustige begeleiding levert van een weldadige en tot een extatische climax leidende melodie van de strijkers en in de finale waarin het te midden van een koperfanfare alle ruimte krijgt totdat het fugagedeelte op gang wordt gebracht. Het instrument speelt ook nog een belangrijke rol aan het triomfantelijke slot.
De opdracht voor het Concert voor orgel, pauken en strijkorkest uit 1938 van Poulenc kwam van prinses de Polignac die riante huis een Cavaillé-Coll orgel ter beschikking had. In eerste instantie had Jean Françaix die opdracht gekregen, maar die had het te druk.
Poulenc begon in 1936 aan zijn opdracht, maar die leverde hem nogal wat problemen op, zoals hij aan Claude Rostand meldde. Gelukkig overwon hij die. Het begin herinnert aan een achttiende eeuws model: Bachs Orgelfantasie in g. De zeven delen lijken op een uitgebreide barokfantasie met contrasterende tempi en sferen. Van groots en indringend naar koortsig en schichtig. Wat als geheel tot stand kwam, is een opvallend en ongeëvenaard werk.
Het was een goed idee om beide werken te combineren en tot slot het or gel in de bekende solo van Widor te laten schitteren. In deze uitvoeringen speelt Christopher Jacobsen op het nieuwe Van de Heuvel orgel dat in 1984 werd gebouwd nadat het vorige door een brand was verwoest.Afzonderlijke opnamen van de composities van Saint-Saëns en Poulenc zijn talrijk. Maar van de hier gebezigde combinatie bestaat ook al een prachtige, energieke uitgave van James O”Donell en Yannick Nézet-Séguin (LPO 0081) uit 2014.Maar ik prefereer de ongestoorder Pentatone studio-opname die ook onder gunstiger akoestische condities tot stand kwam.