Schumann: Intermezzi op. 4 nr. 1-6; Pianosonate nr. 1 in fis op. 11. Tullia Melandri. Dynamic CDS 7842 (55’21”). 2018
Wat leuk nu iets van de oorspronkelijk natuurlijk Italiaanse, maar vanuit Nederland actieve fortepianiste Tullia Melandri te horen. Spelend op een door Schumann zelf nog gebruikt Simon instrument uit de jaren 1830 streeft ze een authentieke klank na en bovendien koos ze een niet alledaags Schumannprogramma.
Naast de karakterstukken van Papillons op. 2 en Carnaval op. 9 schreef Schumann zijn zes Intermezzi in voorjaar 1832 en vond ze zelf apart, als een uitbreiding van Papillons op. 2 uit 1831. Wel gebruikt hij dezelfde techniek, maar dan zonder literaire toespelingen als een soort danssuite.
Daarna leek de tijd in 1835 rijp voor een meer klinische Grand sonata in een wat ingehouden vorm uit een emotionele, turbulente periode in Schumanns leven, waarin de aanwezigheid van Clara Wieck voelbaar is.
Het eerste deel is gebaseerd op een schets voor een fandango op een thema van Clara uit 1831. Voor het prominente ritmische motief geldt hetzelfde. Het is daarna lastig om het tweede deel niet op te vatten als een liefdeslied. Scherzo en finale waren volkomen nieuw. Het scherzo is opmerkelijk vanwege de ridiculiserende polonaise en het karikaturale recitatief. Aanvankelijk bestond van deze sonate een vijfdelig concept met twee scherzi.
De beide alter ego’s van Schumann, de introverte Eusebius en de gepassioneerde Florestan zin beiden present en Tulklia Melandri besteedt aan alle twee evenveel aandacht, Ze spint droomachtig garen door het tweede deel en schotelt een haast een vocale Eusebiuspartij voor. Haar Florestan is nogal een wildebras. Typisch het werk van een vaardige interpretatieve geest. Vergelijk haar eens met Kiss in (RCA 09026-63885-2) en wat de Intermezzi betreft met Angela Hewitt (Hyperion CDA 67618) en Claire Désert (Mirare MIR 024) (om ons tot dames te beperken).
Wie het logischer vindt om de Pianosonates nr. 1 en 2 samen, is goed af met de opname van Bernd Glemser (Naxos 8.554275).