Schnittke: Strijkkwartetten nr. 1-4; Canon in memoriam Igor Stravinsky. Molinari kwartet. ATMA ACD 2.2634 (2 cd’s, 1u., 43’33”). 2010
Een bekende eigenschap van Alfred Schnittke was, dat hij graag verschillende muziekstijlen op elkaar stapelde in zijn werken. Neoklassiek, barok, jazz en avant-gardistische technieken worden door hem op verbluffende manier in de mix gegooid.
Polystilisme heet dat dan. Een van de pregnantste voorbeelden daarvan is zijn Strijkkwartet nr. 3 uit 1983. Al in de eerste acht openingsmaten buitelen de citaten over elkaar: van Di Lasso (Stabat mater) en Beethoven (Große Fuge) tot Shostakovitch (zijn muzikale handtekening d-es-c-h).
Dit amalgaam aan heterogene ingrediënten bereikt al snel het kookpunt met venijnige clusters en dissonanten die zijn handelsmerk vormen.
Hij verwerkt deze citaten en stijlwisselingen op een heel doorwrochte wijze, zonder dat het een goedkope lappendeken wordt.
De Strijkkwartetten nr. 1 (1966) en 4, geschreven kort voordat hij naar W. Europa vluchtte (1989), worden beheerst door donkere aardkleuren. Het als zijn vier Vioolconcerten kan men de vier Strijkkwartetten beschouwen als vier zelfportretten uit verschillende fasen van zijn leven. De Canon in memoriam Igor Stravinsky uit 1971 vormt een fijne toegift.
Het jonge, uit Olga Ranzenhofer en Frédéric Bednarz (v), Frédéric Lambert (va) en Pierre-Alain Bouvrette (vc) bestaande Canadese Molinari kwartet levert heel mooie vertolkingen van dit viertal composities. Dit ensemble evenaart de kwaliteit van de uitvoeringen door het veelgeroemde Kronos kwartet (Nonesuch 7559-79500-2).