Schubert: Pianokwintet in A D. 667, Forellenkwintet; Mendelssohn: Octet in Es op. 20. Resp. Christoph Henschel (v), Monika Henschel (va), Mathias Beyer-Karlshoj (vc), Gerold Huber (p) en Alexandra Hengestebeck (cb) en het Henschel- en Diogenes kwartet. Solo musica SM 332 (69’45”). 2019

Het maken van deze met met twee geliefde werken uit het kamermuziekrepertoire die waarschijnlijk niet eerder samen op één cd verschenen, heeft een feestelijke aanleiding. In 2019 vierde het Henschel kwartet zijn  25-jarig bestaan en vierde meteen de vriendschap met pianist Gerold Huber en contrabassiste Alexandra Hengstebeck. Ze moeten dit werk vaker samen hebben gespeeld, zonder dat iets van sleetse routine insloop. Ze spelen in ieder geval heel geconcentreerd en met een warm gevoel  en  blijken van uitgelatenheid aan het oppervlak en iets van melancholie op de achtergrond. Het andante klinkt heel melodieus, het scherzo vol levenslust en het variatiedeel is mooi uitgewerkt. Gelukkig domineert de piano geen moment te sterk.

Voor de vertolking van het Octet van Mendelssohn voegen violist Gregory Maytan en Stefan Kirpal, Gundula Kirpal, Alba Gonzalez Becerra en Stephen Ristau van het Diogenes kwartet zich bij de Henschels in een voortvarende,  ritmisch sterk geprofileerde, jeugdig klinkende weergave van Mendelssohns op 16-jarige leeftijd geschreven Octet met het scherzo als hoogtepunt.

Natuurlijk bestaan al legio prachtopname van dit tweetal werken, maar wie daarvan nog geen bezit en de combinatie Schubert/Mendelssohn bevalt, zal dik tevreden zijn met deze uitgave.