Scriabin: Mazurka’s op. 3 nr. 1-10; Mazurka’s op. 25 nr. 1-9; Mazurka’s op. 40 nr. 1 en 2; Mazurka’s in F WoO. 16, b WoO. 15; Impromptu in C op. 2/3. Peter Jablonski. Ondine ODE 1329-2 (76’48”). 2019
Het was een misvatting van me dat er maar weinig opnamen zouden bestaan van de complete Mazurka’s van Scriabin (1872 - 1915), want naar blijkt gingen Artur Pizarro (Collumns 81394-2) en Marta Deyanova (Nimbus NI 5446) in 1993, Beatrice Long (Naxos 8.553600) in 1995 Gordon Fergus-Thompson (ASV DCA 1086) in 1999, François Chaplin (Mandala MAN 4919) in 2007 en Boris Bekhterev (Camerata CMCD 2822-2) in 2010 daarin Peter Jablonkski voor.
De tien Mazurka’s op. 3 behoren nog tot de jeugdwerken en klinken dienovereenkomstig nog heel Chopinesk, maar de kiem van zijn specifieke muziektaal is er al in te onderkennen. Op. 3/4 is een hoogtepunt uit deze eerste reeks. De componist speelde dit werk op zijn eindexamen aan het Moskou’s conservatorium en Anton Rubinstein was daar dusdanig door getroffen dat hi dat werk zelf in een recital opnam en er een reeks variaties over het thema aan toevoegde.
De negen Mazurka’s op. 25 ontstonden tussen 1898 en 1899 en klinken een stuk geavanceerder en emotioneler met soms mooie harmonische wendingen zoals in nr. 9 in es.
Nog persoonlijker klinkt het tweetal heel melodieuze Mazurka’s op. 40. en het is fijn dat Jablonski ook nog de beide onbekende Mazurka’s en een Impromptu toevoegde.
Het is goed om te horen hoe hij reageert op de vele stemmingswisselingen en tegelijkertijd op heel logische en natuurlijke wijze aandacht schenkt aan de gevoelsmatige en dichterlijke inhoud. Gepast gebruik van rubato is daarbij noodzakelijk. Zo toont Jablonski een natuurlijke affiniteit en veel begrip voor de componist in zijn vertolkingen en profiteert hij van de best denkbare opnamekwaliteit.