Schreker: Flammen op. 10. Jörg Sabrowski (b., Prins), Manuela Uhl (s., Irmgard). Heike Wittlieb (s., Agnes), Robert Chafin (t., minstreel), Katharina Peetz (a., weduwe Margot). Hans Georg Ahrens (bs., ridder) met het Operakoor Kiel en het Kieler filharmonisch orkest o.l.v. Ulrich Windfuhr. CPO 999.824-2 (79’40’). 2001

Deze eerste opera van Franz Schreker (1878 - 1934) is een eenakter in 17 taferelen uit 1901 gaat over een naamloze vorst uit de Middeleeuwen en zijn vrouw Irmgard. De vorst is op de terugweg van een kruistocht. Irmgard had gezworen hem tijdens zijn afwezigheid trouw te blijven, maar bezweek voor de charmes van een minstreel. Als de vorst thuiskomt, bekent ze haar ontrouw en sterft ze, verteerd door berouw en haar verboden gevoelens. 

Het destijds al wat ouderwets aandoende werk werd geen succes, maar het is wel de opmaat voor de latere in Wagneriaanse stijl geschreven opera’s als Der ferne Klang, Der Geburtstag der Infantin en Der Schatzgraber.

Later was de componist niet erg gelukkig meer met Flammen en hij heeft zich niet beijverd om het opgevoerd te krijgen. Des te gelukkiger is dat er tenminste deze opname van bestaat nadat het werk pas in 1985 weer voor het eerst op het toneel was gebracht.

Het goede ensemble uit Kiel doet er alles aan om er een boeiend geheel van te maken.