Schumann: Waldszenen op. 82 nr. 1-9; Pianosonate nr. 2 in g op. 22; Gesänge der Frühe op. 133 nr. 1-5. Mitsuko Uchida. Decca 478.5393 (60’08”). 2013
Mitsuko Uchida die in 2010 al heel fraai Schumanns Davidsbündlertänze, Fantasie in C opname en daaraan een interviewtje met James Jolly toevoegde (Decca 478.2280, 2 cd’s), wijdt zich hier aan de vroege Pianosonate nr. 2 en twee latere werken; de vijf Gesänge der Frühe zijn zelfs de laatste samenhangende cyclus uit 1853. Schumann baseerde ze op een figuur uit Hölderlins Diotima, een dichterlijke muze die ook bij Plato voorkomt en in het eerste en laatste deeltje aandacht krijgt. Het derde deel is een soort wilde Walkürenrit en het vierde is ook vrij tumultueus bewegt. Maar daarna wordt rust gezocht en het werk eindigt verdroomd.
Aanvankelijk had Schumann de Waldszenen van korte teksten voorzien, maar tenslotte behield alleen nr. 4 een sinister citaat van Friedrich Hebbel ‘Plek met een slechte reputatie’. De rest speelt zich af tussen ‘Eintritt’ en ‘Abschied’, met ‘Freundliche Landschaft’, het bekende ‘Vogel als Prophet’ en ‘Jagdlied’ als tussenstations. Uchida vertolkt de reeks beelden bewonderenswaardig en weet met name in ‘Abschied’ poëzie en meditatie goed in overeenstemming te brengen.
De viriele Pianosonate nr. 2 uit 1835 is het werk waarvan de componist de vertolker vraagt om steeds sneller te gaan spelen in het eerste deel. Of dat ironisch was bedoeld? Uchida doet haar best en dat uit zich ook in een explosieve dynamiek. In het andantino keert de rust weer voordat de zware syncopen van het korte scherzo op ons afkomen. Schumann verving het aanvankelijk bedoelde Presto passionato door een nauwelijks minder stormachtig Rondo: Presto uit 1838.
Dat Uchida niet alleen een voortreffelijk Mozart- en Schubertvertolkster is, maar ook een ideale Schumanninterprete, blijkt maat na maat in dit recital.