Strauss, R.: Cellosonate in F op. 6 TrV 115 (versie 1); ‘Zueignung’ op. 10/1 (bew.); ‘Die Nacht’ op. 10/3 (bew.); ‘Du meines Herzens Krönelein’ op. 21/2 (bew.); ‘Ach lieb, ich muß nun scheiden’ op. 21/3 (bew.); ‘Cäcilie’ op. 27/2 (bew.); ‘Morgen’ op. 27/4 (bew.); Concertwals uit Der Rosenkavalier (bew.); Cellosonate in F op. 6 (versie 2). Raphaela Gromes (vc) en Julian Riem (p). Sony 194397-1883-2 (71’14”). 2019
In 1881 componeerde de negentienjarige Strauss zijn Cellosonate in F op. 6 voor de Tsjechische cellist Hanus Wihan uit het Münchens Hoforkest die in 1883 de première verzorgde. Hij voorzag het manuscript van de eerste strofe uit een gedicht van Grillparzer.
Om een of andere reden herzag hij het werk in 1883 en verving hij de finale door een geheel nieuwe. Een eigen stijl had de componist nog nauwelijks gevonden, vandaar een grote invloed van Mendelssohn.
Het aardige van van Raphaela Gromes, die zelf uit Straussstad München komt, is dat ze beide versies laat horen zodat iedereen nu ‘oud’ en ’nieuw’ direct kan vergelijken. Zonder nader onderzoek is het haast onmogelijk om bij de ruim veertig eerdere opnamen vast te stellen of daarop versie 1 of versie 2 wordt gespeeld. Bovenden is daarop meestal de Sonate gekoppeld aan een andere, bijvoorbeeld van Beethoven of Brahms. Maar Gromes blijft Strauss trouw door een aantal liedbewerkingen te spelen en als een soort toegift een bekende Rosenkavalierwals.
Haar spel is bijzonder fris en levendig, maar ook rijk aan mooie details en ze wordt heel alert begeleid door Julian Riem. In de hoekdelen wordt gespeeld met een fijne elegante en dynamische trant en in het middendeel heerst een weldadig gevoel van rust. De toon van Gromes is heel passend warm en vrij fors.