CD Recensies

SCHUBERT: SYMFONIEËN NR. 1-10; FRAGMENTEN

Schubert: Symfonieën nr. 1-10; Fragmenten in D. D.615, D 708a, e D. 729 en  D. 936a (reconstr. Newbould). Academy of St.Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 470.886-2 (10 cd’s, 6u. 07’16”). 1982/4 
 
In tegenstelling tot de ruim zeshonderd liederen die Schubert vlot, spontaan en vaardig uit de pen vloeiden, had hij een stuk moeilijker met de grote, voorgeschreven symfonische vorm. We vinden niet minder dan zes  gedurende zijn leven als scheppend kunstenaar geschreven symfonische torso’s in zijn oeuvre terug. Één daarvan kreeg achteraf de titel ‘Onvoltooide symfonie’.
Was het misschien de dreigende schaduw van de ook in Wenen actieve Beethoven en daar met succes de ene na de andere symfonie voortbracht die hem belemmerde? Schuberts eerste symfonieën zijn speels, charmant, haast naïef en nog doortrokken van de achttiende eeuwse geest. Pas toen hij probeerde vormelijker te zijn en meer diepgang te geven aan zijn symfonieën, strevend naar iets groots en Beethoveniaans raakte hij in moeilijkheden en gaf hij de ene na de andere poging op.
Of was het misschien Schuberts genie dat van nature ‘onsymfonisch’ was? Als voortreffelijke lyricus, wiens hart lag bij de mooi uitgesponnen melodieën die van fraaie kleuren werden voorzien, was zijn gave haast schadelijk voor de symfonische procedure. Schuberts sensuele melodieën waren niet zo makkelijk te verdelen in motieven die later verder konden worden ontwikkeld, zoals dat voor een symfonie is vereist.
Zo werden zijn latere symfonie wel langer, maar bereikten ze slechts zelden de dynamische werking en de formele proporties die we bij Beethoven aantreffen.
Daarom is het nogal verrassend dat Philips indertijd een box CD’s uitgaf onder de titel: ’De 10 symfonieën van Schubert’. Bij een inventarisatie van al Schuberts complete symfonieën en fragmenten zijn er zelfs dertien. De Britse musicoloog Brian Newbould die veel tijd investeerde in zijn onderzoek, voltooide en orkestreerde een aantal van die fragmenten.
Om een idee te krijgen van de omvang van zijn taak, is een kort overzicht van de symfonieën nuttig. Nr. 1-6 bieden geen problemen. Ze werden geschreven tussen 1813 (toen Schubert vijftien was) en 1818.Ze ademen nog de geest van Haydn, Mozart en de pre-Eroica van Beethoven en - nogal opmerkelijk - van Rossini wiens opera’s een rage waren in Wenen gedurende het tweede decennium van de negentiende eeuw. Maar daarna begonnen de moeilijkheden.
Opmerkelijk zijn vooral Newboulds reconstructie van de ontbrekende Symfonie nr. 7 uit schetsen van Schubert en het ’scherzo’ en de ‘entr’acte’ uit Rosamunde als finale en van de eveneens uit fragmenten opgebouwde Symfonie nr. 10. 
Vervolgens was het aan Neville Marriner om met zijn qua bezetting hiervoor heel geschikte orkest om dit alles in klank om te zetten. Dat doet hij zo goed, dat hij het best kan opnemen tegen de dirigenten die de gangbare Symfonieën volledig opnamen: Abbado (DG 479.4645), Böhm (DG 471.307-2), Brüggen (Philips 456.029-2) en Harnoncourt (Teldec 4509-91184-2). De finale van Symfonie nr. 4 klinkt zelfs ritmisch veerkrachtiger dan bij wie ook.