Schubert: Claudine von Villa Bella D.239; Fernando D. 220; Kantate zu Ehren von Josef Spendau. D. 472 Edith Mathis (s., Claudine), Gabriele Sima (ms., Lucinde), Heiner Hopfner (t., Cruntino), Robert Holl (bs., Pedro) met koor en orkest van de Weense omroep o.l.v. Lothar Zagrosek. Orfeo C 109.971 A (72’47”). 1983
In 1815 schreef de achttienjarige Schubert vier Singspiele die nooit een succes zijn geworden. Om te beginnen omdat ze nooit echt zijn voltooid (veel gedeelten ontbreken), mogelijk omdat zijn gaven voor het theater niet groot genoeg waren en waarschijnlijk omdat hij te jong was om een krachtig werk voor het theater te ontwikkelen.
Om dat te gaan werd hij gestimuleerd door zijn leraar Salieri en hij liet zich inspireren door de Singspiele van Josef Weigl. Claudine von Villa Bella waaraan hij van juli tot september werkte, is op een libretto van Goethe. De handeling speelt zich af op het Middeleeuwse Sicilië. Claudine is de dochter van Alonzo, heer van Villa Bella en Lucinde is haar nicht. Tussen Lucinde en de boosaardige bendeleider Carlos von Castelvecchio, alias Crugantino, bloeit zelfs iets moois op. Claudine is verloofd met Pedro, de broer van Carlos, maar omdat ze een heel open blijk heeft op de samenleving (ze constateert ruimhartig dat ze de liefde ‘auf allen Wegen’ vindt) bevangen haar ook amoureuze gevoelens voor Crugantino.
Wat ons van dit werk rest zijn de Ouverture, een ensemble, een 2 arietta’s (waarvan ‘Liebe schwärmt auf allen Wegen’ de bekendste is, 2 aria’s, het Råuberlied ‘Mit Mädchen sich vertragen’ en de finale ‘Deinem Willen nachzugeben’ uit de eerste akte, een ariette uit de tweede en een duet uit de derde.
Schubert oriënteerde zich duidelijk op de Italiaanse opera, maar ja, hij was nu eenmaal geen Donizetti en dat is goed te horen. Niettemin moeten we heel dankbaar zijn voor deze oudere opname die goed de mogelijkheden en beperkingen van Schubert laat horen in een vrijwel optimale uitvoering, aangevuld met een paar andere rariteiten van Schubert.