Schubert: Symfonie nr. 9 in C D. 944; Krenek: Statisch and Ekstatisch op. 214. Cleveland orkest o.l.v. Franz Welser Möst. Cleveland Orchestra TCO 002 (77’12”). 2020
Ook driemaal blijkt weer scheepsrecht te zijn bij deze derde, nu in eigen beheer uitgegeven opname van Schuberts magistrale laatste symfonie door het Cleveland orkest onder Franz Welser Möst die zijn Weense geest en ervaring meebracht. Eerdere, ook erg mooie opnamen met dit orkest waren er al van George Szell (Sony MK 42415, SBK 48628) uit 1957 en Christoph von Dohnanyi (Telarc CD 80110) uit 1985.
De bedoeling was om de symfonie mee te nemen tijdens een tournee door Europa en de Arabische emiraten, maar daar stak de Coronacrisis een stokje voor, dus werd deze opname thuis gemaakt. Het resultaat mag er wezen.
Welser-Möst begint het eerste deel in een mooi vloeiend tempo en zorgt voor een mooie tempo-overgang na de inleiding. Voor het tweede thema vertraagt hij iets en bij het begin van de coda schakelt hij weer naar het eerdere tempo en zorgt hij voor een vrij dramatische frasering.
Het tweede deel klinkt vrij strikt met lange melodielijnen en heel mooie inbreng van de houtblazers. Van het scherzo wordt een hoogtepunt gemaakt, alleen al doordat alle herhalingen in acht worden genomen. In de vriendelijk gepresenteerde finale slaat hij de herhaling over (wat geen groot gemis is). Over deze liefdevolle, lyrische vertolking is vooraf grondig nagedacht.
Met zijn 10-delige Statisch and Ekstatisch voor Paul Sacher geschreven compositie voor kamerorkest, piano en slagwerk geschreven Statisch and Ekstatisch uit 1972 toonde Ernst Krenek (1900 - 1991) aan dat seriële muziek in capabele handen niet zonder de deugden van meer conservatieve muziek hoeft te zijn: de emoties uit dit werk reiken van heldere lyriek via een krachtige dramatische haikus tot een wat ongemakkelijke existentiële humor. Ook dat komt hier goed naar voren.