Schubert: Rondo voor viool en strijkorkest in A D. 438; Vioolconcert in D D. 345; Polonaise voor viool en orkest in Bes D. 580; Vioolsonate nr. 3 in g op. posth. 137, D. 408; Fantasie voor viool en piano in C op. posth. 159, D. 934. Ariadne Daskalakis met de Kölner Akademie o.l.v. Michael Alexander Willens en Paolo Giacometti ℗. BIS SACD 2363 (78’40”). 2018
Schubert: Rondo brillant voor viool en piano in b op.70, D. 895; Vioolsonates nr. 1 in D op. posth. 137, D. 384 en 2 in a op. posth. 137, D. 385; Vioolsonate nr. 4 in A op. posth. 162, D. 574. Ariadne Daskalakis en Paolo Giacometti. BIS SACD 2373 (70’32”). 2018
Schuberts vroege kamermuziekwerken klinken nog ontspannen en charmant in plaats van diepzinnig, maar in zijn Vioolsonate in A uit 1817 begint hij zijn vleugels uit te slaan. Een jaar eerder had hij drie kortere Sonates voor viool en piano geschreven, die zo kleinschalig waren dat de uitgever ze omdoopte tot Sonatines.
Ze waren duidelijk bedoeld voor uitvoering tussen de schuifdeuren. Maar de Sonate in A is eerder geschikt voor de openbaarheid. In de vier delen die Beethoven voor zijn Sonates had ingevoerd, is de gebruikelijke volgorde van beide middendelen omgedraaid met het scherzo nu als tweede deel.
Het negentiende eeuwse imago van Schubert als een vrolijke Biedermeier figuur die liedjes op stukjes papier krabbelde en altijd het middelpunt was op gezellige feestjes, is wt vervaagd nu zijn latere, soms bozere en meer gekwelde werken latere werken goed in het repertoire zijn opgenomen.
Ariadne Daskalakis en Paolo Giacometti gooien niet het kind met het badwater weg en spelen zowel de vroege als de latere werken alsof deze zijn geschreven door de serieuze Schubert van de late Strijkkwartetten. Meer nog: ze zorgen meteen ook voor een gave opname van beide minder bekende Rondo’s en de Fantasie.
Van het Vioolconcert uit 1816, dat eigenlijk een eendelig Konzertstück is, bestaan mooie opnamen van Gidon Kremer (DG 469.837-2) met het Europees kamerorkest (DG 469.837-2) die tussen 1987 en 1981 de volledige werken met viool van Schubert opnam (dus ook de Vioolversie van Trockne Bumen op. 160, D. 802 en de vijf Duitse dansen D. 90 en de 5 Menuetten met vijf trio’s D. 89 voor 2 violen, altviool en cello. Maar door de inzet van de Kölner Akademie krijgt het hier een authentieker trekje. Ook de begeleidingen van Paolo Giacometti die op een fortepiano van Salvatore Lagrassa uit ca. 1815 speelt draagt daar veel aan bij.
Ariadne Daskalakis en Paolo Giacometti herkennen en erkennen de charme en het vaak dansante karakter van Schuberts muziek, maar negeren de donkerder en dramatischer kanten niet. Maar vooral wordt veel Weense warmte overgedragen. Een voortreffelijke opnamekwaliteit is een wezenskenmerk van BIS.