Schubert: Winterreise op. 89, D.911 (bew. Wim ten Have). Martijn Cornet (b) met het Ragazze kwartet. Channel Classics CCS 43521 (75’57”). 2020
Puttend uit zijn ’77 Gedichte aus dem hinterlassenen Papieren eines reisenden Waldhornisten (1821, 1824) selecteerde Schubert niet alleen het materiaal voor zijn cyclus Die schöne Müllerin, maar ook de 24 liederen van Winterreise. De betrekkelijke eenvoud van het volksliedachtige materiaal was nogal verrassend in de gemoedelijke Biedermeierperiode, maar verklankt wel heel goed het proces van desintegratie, waarbij de anti-held geleidelijk de weg verliest in een leeg en desolaat winterlandschap.
Naast de gangbare vertolkingen door tenor of bariton met (forte)piano bestaan een paar bewerkingen, Bijvoorbeeld van Höricht door het Voyagerkwartet (Solo Musica SM 335), Shorstein door Madra Voce (Madra Voce 006) en Zender door Prégardien (Alpha ALPHA 425).
Wim te Have, ex altviolist van het Concertgebouworkest, zette een stap in andere richting en bewerkte de pianopartij voor strijkkwartet. Dat heeft aan de ene kant een verrijkende en verzachtende invloed op die begeleiding maar is aan de andere kant in strijd met het kale concept van de cyclus dat met het lege landschap overeenkomt en dat navranter en tragischer klinkt op een lichtelijk percussieve vleugel. Martijn Cornet en het Ragazze kwartet (Rosa Arnold en Jeanita Vriens - Van Tongeren (v), Annemijn Bergkotte (va) en Rebecca Wisse (vc) gaven eerst een stel goed ontvangen zaaloptredens voordat ze deze opname maakten. Cornet die eerder in Essen als Koning Ottokar meewerkte aan een opname van Webers Freischütz (Oehms OC 988) zingt met veel gevoel, maar heeft niet helemaal het niveau van een Jonas Kaufmann (Sony 888837.9565-2), Matthias Goerne (Harmonia Mundi HMC 90.2107) en Florian Boesch (Hyperion CDA 68197).
De nieuwe uitgave is interessant, maar wekt gemengde gevoelenst.