Strauss, R.: Burleske voor piano en orkest in d TRV. 145; Serenade voor blazers in Es op. 7; Tod und Verklärung op. 24. Nelson Goerner met het Filharmonisch orkest van de Franse omroep o.l.v. Mikko Franck. Alpha ALPHA 733 (55’18”). 2020
Alpha stelde een wat onderlijk Richard Strauss programma samen. De enige logica die erin te vinden is, bestaat uit het feit dat het net als het leven fris en vrolijk begint en tragisch eindigt. De Burleske werd door de 21-jarige componist begonnen als een Scherzo in dat door Hans von Bülow onspeelbaar werd geacht. Pas in 1890 kreeg het de huidige titel. Wel terecht onderstrepen Goerner en Franck hier meer de dichterlijke dan de virtuoze kanten van het stuk. Maar het stormachtige karakter komt daardoor eigenlijk wel iets tekort.
De nooit zo bekend geworden Serenade voor 17 blazers heeft dezelfde bezetting als Mozarts Serenade nr. 10, de Gran Partita. Een van de opmerkelijke dingen aan het werk is het aandeel van de hoorns (zijn vader was hoornist en zijn twee Hoornconcerten zijn niet te versmaden). Strauss was een Mozartbewonderaar. Het werk klinkt hier warmhartig met een vriendelijke climax en de blazers van Franck behandelen het korte, ééndelige werk met liefde. Puristen hadden mogelijk liever instrumenten met een Duits timbre hebben willen horen.
Het Symfonisch gedicht Tod und Verlärung ging tijdens hetzelfde concert als waarop de Burleske werd geïntroduceerd in première, maar profiteert wel van de behoorlijk transparante Franse aanpak. Het had iets meer theater mogen zijn, maar zo is blijkbaar de huidige opvatting, zoals ook de recente eveneens heel goede opnamen van het Luzern Festival orkest o.l.v. Riccardo Chailly (Decca 483.3080) en het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin (RPHO 2008-3) aantonen. De componist die zijn huiselijke leven bezag als een Wagneriaans symfonisch gedicht raakt steeds meer op de achtergrond, terwijl Franck de laatste ademtochten en het tot stilstand komende hart niet al te dramatisch uitbeeldt.