Seiber: Sinfonietta voor strijkorkest (1923) (bew); Suite voor strijkorkest nr. 2 ‘Besardo’, ‘Fantasia concertante’ voor viool en strijkorkest; Vioolsonate op. 17; Stuk voor viool en piano (1954). Nina Karmon (v) met het Württembergs kamerorkest o.l.v. Levente Török c.q. Oliver Triendl (piano). Hännsler HC 21043 (73’39”). 2021
De in Hongarije geboren componist Mátyás Seiber (1905-60) leefde zijn laatste vijfentwintig jaar in Engeland waar hij omkwam bij een auto-ongeluk. In de jaren twintig vorige eeuw had hij Boedapest gestudeerd bij Zoltán Kodály. Hij was een geliefde leraar en componist en stichtte in die tijd ook de eerste studierichting voor jazz aan de universiteit Frankfurt. In elk geval behoorde hij tot de beste Britse emigré componisten naast Egon Wellesz (1885 - 1974), Leopold Spinner (1906 - 1980), Berthold Goldschmidt (1903 - 1996), Peter Gellhorn (1912 - 2004), Vilém Tausky (1910 - 204), Franz Reizenstein (1911 - 1968). Karl Rankl (1898 - 1968) en Hans Gál (1890 - 1987). Helaas is hij slecht vertegenwoordigd op cd.
Er zijn wel opnamen met een selectie uit zijn kamermuziek en liederen (Hungaroton HCD 32405) uit 2004, zijn 3 Strijkkwartetten (Delphian DCD 34082) uit 2009, zijn a cappella koorwerken (Somm SOMMCD 0105) uit 2011
Nadat hij eenmaal de wijze van componeren met volksmelodieën van zijn leermeester achter zich had gelaten, zocht Seiber zijn eigen stijl in een fusie van jazz en Schönbergs twaalftoons systeem, maar dan meer in dat van Berg dan in dat van Schönberg.
Dat vinden we terug in zijn Suite voor strijkorkest die sterk verwant is met Bergs Lyrische suite. Het werk is uit 1942 en dankt zijn naam aan Thesaurus harmonicus van de Franse componist Jean-Baptiste Besard (ca. 1567 - ca. 1625).
Samen met de andere werken in verschillende genres geven de vertolkingen van de Duitse violiste Nina Karmon, de pianist Oliver Triendl en de jonge Hongaarse dirigent Levente Török een goed en duidelijk inzicht in de muziek en de stijl van Seiber. Het werd hoog tijd voor een uitgave als deze.