Schumann: Symfonieën nr. 1 in Bes op. 38 Lentesymfonie en 2 in C op. 61. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Lawrence Foster. Pentatone PTC 5186-326 (70’51”). 2007
Sinds de hoogtijdagen die het Tsjechisch filharmonisch orkest indertijd met zijn soms wat gedempte, maar flatteuze Supraphonopnamen beleefde, zou het karakter van het orkest – niet onlogisch – kunnen zijn veranderd, vooral aan blazerszijde. Zeker kan men daarvan niet zijn bij het ondergaan van deze recente SACD opname waarin haast een vergrootglas op het ensemble wordt gelegd in contrast met de vroegere aangenamere, maar afstandelijker klankregie.
Hoe dat ook zij: hier lijkt het vroeger zo duidelijke eigen karakter van het orkest goeddeels afwezig. Dat kan natuurlijk ook het gevolg zijn van het gegroeide uniseks klankkarakter in de internationale orkestwereld. Wel zitten gelukkig eerste en tweede violen niet naast naar tegenover elkaar.Uiteraard geeft het ensemble respectabele, idiomatische en heel innemende verklankingen van deze twee werken. De tempi worden mooi strak gehouden, in de begindelen van beide werken wordt mooi de herhaling in acht genomen en de muziek ontvouwt zich steeds op heel natuurlijke wijze.
In die zin verdient dit stel uitvoeringen een hoge plaats op de ranglijst en iedereen die deze cd ongehoord koopt, kan tevreden zijn. Toch blijft deze liefst steeds vergelijkende luisteraar een lichte voorkeur houden voor Sawallisch (EMI), Harnoncourt (Teldec) en bij de ‘authentieken’ Gardiner (DG) en de veelbelovend met nr. 1 en 3 begonnen Herreweghe (Harmonia Mundi).