Scarlatti: Pianosonates in a K. 3, in d K 9, in F K. 17, in f K. 58, in F K. 82, in E K 135, in E K. 380, in C K.420, in D K. 430 en in D K. 491; Bartók: 3 Rondo’s op Slowaakse volksmelodieën Sz. 84; 7 Schetsen Sz. 44, Treurmars uit Kossuth Sz 21, 6 Dansen in Bulgaars ritme Sz. 107. Dejan Lazić. Channel Classics CCS SA 23407 ( 78’45”). 2007
Zoals elders gezegd: contrastprogramma’s op cd zijn helemaal in en vormen een welkome afwisseling van de gestampte pot programmering. Denk aan die andere pianist Lise de la Salle, denk aan sopraan Christine Schäfer. Het zijn confrontaties die de gezapige luisteraar uit de tent lokken. Lajić verraste al met enige in de geijkte monocultuur (Haydn, Mozart, Beethoven, Schubert, Chopin, Brahms, Ravel, Shostakovitch) maar combineert hier Scarlatti’s Latijnse barokminiaturen met op volksmuziek gebaseerde twintigste eeuwse adaptaties van de Hongaar Bartók. De aankondiging ‘Volume I’ op deze cd wekt verwachtingen naar meer van deze combinatiereeksen.Zijn Scarlatti is van de assertieve soort: met een pittige, echt pianistische aanpak die geen pseudoklavecimbel herinneringen oproept. Een goed te verdedigen opvatting, al blijft de subtielere aanpak van Pletnev (Virgin), Sudbin (BIS), en Pogorelich (DG) me liever. Maar pakkend en kraakhelder is het allemaal wel.Overtuigender is de pianist in de meer bij zijn achtergrond en aard passende stukken van Bartók. Hij veroorlooft zich wat dichterlijke vrijheden, maar dat mag rustig in stukken met een folkloristische achtergrond. Hij laat gelukkig het danskarakter van de daarvoor in aanmerking komende stukken mooi uitkomen en stelt zijn grote muzikaliteit en technische beheersing geheel ten dienste van de expressie. De mogelijke alternatieven hier komen van Sándor (Sony) en Kocsis (Philips) op geheel aan Bartók gewijde cd’s. De bijzondere uitdaging van Lajić is er eentje om zich geheel voor open te stellen.