CD Recensies

SCARLATTI, D.: KLAVECIMBEL/PIANOSONATES, BELDER, PLANES, SUDBIN

Scarlatti: De 555 Klaviersonates. Pieter-Jan Belder, Rémy Baudet (v) en Frank Wakelkamp (vc). Brillant Classics 93546 (36 cd’s, ca. 23 uur). 2000-2007

Scarlatti: Klaviersonates K. 1-30, Essercizi. Alain Planès. Harmonia Mundi HMC 90.1838/9 (2 cd’s, 120’24”). 2003

Scarlatti: Klaviersonates K. 20, 24, 27, 30, 87, 197, 365, 426, 427, 429, 435, 448, 455, 466, 487, 492, 545. Jevgeni Sudbin. BIS CD 1508 (75’45”). 2004

 

Geen componerende mens heeft zoveel sonates geschreven als Domenico Scarlatti, Hoewel het hier om eendelige werkjes gaat in tegenstelling tot de meerdelige sonates die bij de Weense klassieken aan de orde kwamen, gaat het om een respectabel aantal noten die om de aandacht en een stijlvolle afwikkeling vragen. In totaal zo’n 23 uur muziek die bij voorkeur bij stukjes en beetjes tegelijk moet worden genoten.

Pieter-Jan Belder is de tweede klavecinist die zich aan een integrale opname van dit omvangrijke oeuvre waagt. Scott Ross ging hem daarin op 34 Eratoschijfjes met een gemiddeld wat langere speelduur uit de periode 1984/5 voor. Belder houdt strikt de chronologische volgorde aan en begint met de 30 Essercizi en eindigt keurig met nr. 555. Musicologisch verantwoord gebruikt hij daar als regel fraai klinkende moderne klavecimbels voor die naar beroemde oude voorbeelden zijn gebouwd. Vooral Cornelis Bom is vertegenwoordigd met modellen naar Giusti, Mietke, Rückers en Dulcken, van Peter Roovers komt een instrument naar Zell, Jan Kalsbeek droeg instrumenten naar Mietke en Blanchet bij en Joop Klinkhamer dito’s naar Iberische voorbeelden.

Omdat aan het Spaanse hof ook fortepiano’s van Christoforie en Ferrini aanwezig waren met een grotere toonomvang stapt Belder in een zestiental sonates uit de K. 300 reeks (tussen 322 en 363) over op een fortepiano van Wraight naar Ferrini en voor K. 287/8 en 328 gebruikt hij een Naber orgeltje. In K. 81 voegen violist Rémy Baudet en barokcellist Frank Wakelkamp zich bij hem. Tot zover de administratie van nuchtere gegevens. Na met regelmaat enige jaren aan dit omvangrijke project te hebben gezwoegd moeten alle betrokkenen een zucht van verlichting hebben geslaakt dat het karwei geklaard is. Reden ook tot tevredenheid.

De interpreet voorkomt knap het dreigende ontstaan van eentonigheid. Hij laat de uitgesproken virtuoze stukken evenzeer tot hun recht komen als de melancholiekere en hij weet met de mooie instrumenten haast imaginaire orkestraties te suggereren en zo onze eigen verbeelding te stimuleren. Belder maakt ons ook bewust van heel verschillende geschikte uitkijkpunten terwijl de muziek voorbijkomt, van de verschillende stemklanken, van retorische zinswendingen die vaak heel verrassend en onvoorspelbaar zijn. Er zijn dansen, fiestas en optochten, maar ook serenades, klaagzangen en sfeertekeningen van ruige volksmuziek, hoofs vermaak en kerkelijke polyfonie en naarmate de caleidoscoop verder draait neemt de bewondering voor de componist toe, voor iemand die orde wist te scheppen in zoveel verscheidenheid en die dat voor het simpele klavecimbel geschikt wist te maken.

Belder speelt dit alles vrij gewetensvol straf en stilistisch verantwoord, veroorlooft zich geen dichterlijke vrijheden. Controversiële momenten doen zich niet voor. In die zin is dit gigantische recital hors de catégorie en heel genietbaar. Soms had hooguit wat meer tongue in cheek, spontaniteit, panache en Latijns temperament voor meer opwinding en spanning kunnen zorgen. In zoverre is het eindproduct typisch Nederlands: gedegen, maar ook wat nuchter uitgevallen. Maar Belder treedt nooit buiten de wereld van de componist en is even trefzeker als gedegen en dat is een deugd voor iemand die de luisteraar op gewetensvolle, virtuoze wijze door dit fraaie labyrint voert. Een respectabele monsterprestatie.

De opnamen werden tussen 2000 en 2007 alle in de voordelige akoestische kleine kerkambiances gemaakt. Het gaat om kerkjes in Deventer, Utrecht, Ouderkerk, Arnhem, Renswoude, Schoonhoven, Delft en Rhoon. Klankmatig zijn geen grote onderlinge verschillen hoorbaar, de verschillen tussen de met zorg gekozen instrumenten is gelukkig wel hoorbaar. Het is wat dat betreft haast onmogelijk voorkeuren uit te spreken want het resultaat overtuigt steeds. Vaak is de klank mooi zilverglanzend, steeds helder en duidelijk, maar nooit opdringerig dankzij de mooie mate aan intieme ruimtelijkheid. De instrumenten hebben een briljant, licht timbre gemeen.

Alle waardering ook voor de gedegen en instructieve – alleen Engelstalige - begeleidende tekst van Clemens Romijn. Eerder werden verkaveld en onder andere nummers al wat van deze opnamen uitgebracht. Ik herinner me albums met drie cd’s van K. 1/48 (99740) en van K. 318/71 (93031). Er zullen er wel meer zijn verkaveld. Ideaal voor wie het totaal teveel van het goede is. Maar het totaal is wel erg verleidelijk. En dat alles als koopje voor een fractie  van een eurocent per muziekmaat.

 

Dan de beide andere vertolkers, elk met een bescheiden keuze.

De Essercizi werden pas laat in de jaren 1730 in Londen gepubliceerd. In de Spaanse paleizen waar Scarlatti werkzaam was, waren fortepiano’s aanwezig, dus is het in authentieke zin gerechtvaardigd om zijn eerste dertig sonates, bekend als Esserzici ook op dat instrument te vertolken. Alain Planès is daarin tot nu de enige consequente speler, die het echter (vooreerst) bij de eerste dertig sonates laat. Hij bespeelt een prachtig instrument met een omvang van zes octaven dat tussen 1795 en 1810 in Wenen werd gebouwd door Johann Schantz. Met als voordeel dat er ten opzichte van het klavecimbel grotere dynamische contrasten kunnen worden aangebracht en waarmee een brug wordt geslagen tussen de klavecimbel- en de pianowereld van de Weense klassieken. Planès speelt vaardig en met veel fantasie en nuanceringsvermogen.

De Rus Sudbin (St. Petersburg 1980) vertegenwoordigt de jonge generatie Scarlattivertolkers en hij doet dat uiterst virtuoos en enthousiast. Het is geen toeval dat hij het meeste uitblinkt in de dramatischer mineurwerken. Hij gaat heel vlot, maar ongehaast te werk en weet overal een specifieke expressie te vinden. De aanpak is natuurlijk uitgesproken pianistiek, maar wat is daar tegen? De muziek mousseert en klinkt vrij gewichtloos. Ook een uitblinker van wie we graag meer willen horen.

Vergelijkingen met andere vertolkers zijn vrij zinloos omdat iedereen zijn eigen keuzes maakt. Volstaan kan worden met de conclusie dat dit tweetal uitgaven elk in zijn soort zeer de moeite waard is.