Schubert: 18 Liederen: An Sylvia, Geheimes, Suleika I, Daß sie hier gewesen, Bei dir allein!, Heidenröslein, Viola, Wonne der Wehmut, Im Frühling, Erntelied, Ständchen, Der Jüngling an der Quelle, Der Wanderer an den Mond, Waldesnacht, Abendstern, Im Abendrot, Totengräbers Heimweh, Ellens Gesang III. Anne Sofie von Otter (mezzosopraan), vrouwenstemmen van het Zweeds omroepkoor en Bengt Forsberg (piano). DG 453.481-2 (68’43”). 1996

Rijping is alles of tenminste heel veel waard, blijkt hier. Von Otter heeft lang gewacht voordat ze zich aan een recital met liederen van Schubert waagde, zich bewust van het literaire bewustzijn en het muzikale engagement dat voor een zinvolle uitvoering noodzakelijk zijn. Dat wachten en haar voorbereiding heeft de moeite geloond, net als haar repertoirekeuze. Dat ze veel had aan haar uitgebreide eerdere verkenningen op barokterrein en in Mozart, werpt ook vruchten af. In liederen als An Sylvia en Geheimes klinkt verwondering door, in Heidenröslein wordt de openbaring duidelijk. De opbouw van het recital is ook met zorg gebeurd met een geleidelijke overgang naar gevoeliger liederen met diepere emoties, zoals in Ständchen (met vrouwenkoor), Im Abendrot en Totengräbers Heimweh en Ellens Gesang III, het ‘Ave Maria’. Sympathieke, invoelende begeleiding, keurige opname.