Schumann: Dichterliebe op. 48; Liszt: 12 Liederen: Oh! Quand je dors, Comment, dissaient-ils; S’il est un charmant garçon; Enfant, si j étais roi der Fischerknabe; Mignons Lied; Freudvoll und Leidvoll, Der du von dem Himmel bist; Uber allen Gipfeln ist ruh; Im Rhein, im schönen Strome; O komm im Traum. Barbara Bonney (sopraan) en Antonio Pappano (piano). Decca 470.289-2 (72’31”). 2001
Onder de titel While I dream presenteren Bonney en Pappano een bijzonder liederenprogramma. Hoewel meer vrouwen Schuberts Winterreise (Fassbänder, Shiray en Stutzmann) en Die schöne Müllerin (Marshall) hebben gezongen bleef Schumanns Dichterliebe op opnieuw Lois Marshall (CBC) na taboe voor hen, net als Frauenliebe und –leben quasi verboden was voor mannen.
Bonney zegt over haar Schumannverovering: “Ik stelde me voor dat ik de vrouw was aan wie de gedichten waren gericht en die het verhaal vertellen van de man die haar beminde”. Het beste voorbeeld daarvan is natuurlijk ‘Ich grolle nicht’ waaraan de bittere minachting die tenoren en baritons daarin leggen hier volkomen ontbreekt. Hier klinkt dat lied vooral spijtig met een blijk van schrik waar ‘de slang je hart opeet’. De turbulentie komt alleen van de piano. ‘Ein Jüngling liebt ein Mädchen’ getuigt hier ook meer van een treffende herinnering dan van berouwvolle boosheid. Zo verschuiven de accenten en is minder sprake van acteren dan bij manlijke zangers.
Bonney’s stem is een en al schoonheid en glans en het is niet moeilijk zich voor haar interpretatie gewonnen te geven. De keuze van Liszts liederen is een bijzondere en opnieuw is de voordracht van Bonney zeer geslaagd al is haar Frans niet steeds optimaal. Pappano begeleidt sympathiek en met verbeelding, wat leidt tot een over vrijwel de hele linie geslaagd bijzonder resultaat.