Shostakovich: Kamermuziek en pianowerken. 24 Preludes en fuga’s op. 87; Pianosonate nr. 2 op. 61; 3 Fantastische dansen op. 5; 5 Préludes (1921); ‘Lyrische wals’, ‘Kort stuk’, ‘Spaanse dans’ en ‘Nocturne’ uit 7 Poppendansen; 10 Aforismen op. 13; ‘Polka’ uit De gouden eeuw op. 22. Vladimir Ashkenazy (piano). Pianosonate nr. 1 op. 12. Lilya Zilberstein (piano); 24 Préludes op. 34. Olli Mustonen (piano); Pianotrio nr. 2 in e op. 67. Beaux Arts trio; Cellosonate in d op. 40; Moderato voor cello en piano. Lynn Harrell (cello) en Vladimir Ashkenazy (piano); 2 Stukken voor strijkkwartet (1931); Pianokwintet in g op. 57. Vladimir Ashkenazy (piano) met het Fitzwilliam kwartet. Decca 475.7425 (5 cd’s, 337’39”). 1975-1999
In dit Shostakovichj herdenkingsjaar blaast Decca danig in de bus met een vijftal ‘vette’ albums op basis van gehergroepeerd materiaal: de complete symfonieën met Haitink (475.7413, 11 cd’s) en strijkkwartetten met het Fitzwilliam kwartet (475.7407, 5 cd’s), de concerten, orkestsuites en kamersymfonieën (475.7431). de liederen en de opera Lady Macbeth van Mtsensk (475.7441) en deze box met kamermuziek- en pianowerken.
Compleet is het geheel niet. Bij de kamermuziek ontbreken bijvoorbeeld de twee vroege stukken voor strijkkwartet uit 1925 viool- en de altvioolsonate, het concertino en de suite in f voor 2 piano’s, de in totaal 9 duetten voor 2 violen en piano en de 4 walsen voor fluit, klarinet en piano en bij de pianowerken de 7 kinderstukken. Maar daarover niet geklaagd: de essentie is aanwezig.
Natuurlijk gaat het hier om bestaand, eerder materiaal, maar behalve van de 24 Preludes en fuga’s op. 87 (Decca 466.066-2), de 24 Préludes op. 34 (Decca 475.212-2) en de overige pianowerken (Decca 470.469-2) en een paar kamermuziekwerken (Decca 473.807-2) was daarvan in de Decca catalogus niets meer ‘los’ te vinden. Grappig wel dat men wat het tweede pianotrio betreft de voorkeur gaf aan de oudere Philipsopname van het Beaux Arts trio uit 1975 (Philips 432.079-2) boven de recentere van Bell/Iserlis/Mustonen (Decca 452.899-2).
Het pianistische leeuwendeel is wel terecht toegevallen aan Ashkenazy die zij inbreng met veel gezag en begrip tot leven brengt. Het belang van de opname van op. 87 door Tatyana Nikolayeva (Hyperion CDA 66441/3) bestaat vooral uit het feit dat het werk voor haar werd geschreven en dat ze het met veel toewijding en autoriteit, zij het niet smetteloos vertolkt. Voor het overige is Ashkenazy minstens gelijkwaardig en de pianoklank is mooier bij hem en zijn daarmee de eerste twee cd’s gevuld. Mustonen – nu eens niet eigengereid – imponeert in op. 34, Zilberstein minstens zo in de Eerste pianosonate. Leuk en verfrissend ook die Aforismen en dansen: ware ontdekkingen.
De heel geconcentreerde verklanking van het Pianokwintet is minstens zo pakkend als die van Richter en het Borodin kwartet (EMI) en Leonskaja met het Borodin kwartet (Warner); het tweede Pianotrio, opgedragen aan de herinnering van een gestorven vriend, verloopt na een prachtig pianopianissimo met een erg aansprekende toegewijde intensiteit en is raak getypeerd in al zijn pijnlijkheid en vervreemdende ironie. Op een nodeloze vertraging van het tweede thema uit het eerste deel na, slaagde de Cellosonate op verfrissende, ongecompliceerde wijze. Het losse Moderato dat pas in de jaren tachtig werd teruggevonden, is een kort, niet bijster sterk deeltje. Veel aantrekkelijker zijn beide stukken voor strijkkwartet: de geheimzinnige ‘Elegie’ en de geestige ‘Polka’.