Sibelius: Symfonieën nr. 1 in e op. 39, 2 in D op. 43, 4 in a op. 63 en 5 in Es op. 82. Boston symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. Philips 446.157-2 (2 cd’s, 154’22”). 1975/7
Voordat de Universal groep die naam droeg, hadden Decca, DG en Philips al veel in de melk te brokken op het gebied van integrale opnamen van Sibelius’ zeven symfonieën. Dat begon ruim een halve eeuw geleden op Decca met het Londens symfonie orkest o.l.v. Anthony Collins, vond in de jaren zestig een lang niet mis vervolg ook op Decca met het Weens filharmonisch orkest onder Lorin Maazel, daarna kwamen Colin Davis met het Boston symfonie orkest in de jaren zeventig (Philips) en Vladimir Ashkenazy met het Philharmonia orkest in de jaren tachtig (weer Decca), terwijl Herbert von Karajan met zijn Berlijners op DG al de nrs. 4-7 had bijgedragen.
Nadat de los verschenen vertolkingen van Maazel en Sibelius in doosjes waren gebundeld, gaf ook Philips de Davisopnamen gebundeld in de Duo reeks uit. Het hier besproken gedeelte kan worden aangevuld met Philips 446.160-2 met symfonieën nr. 3, 6 en 7, het vioolconcert, Finlandia, De zwaan van Tuonela en Tapiola.
Nog weer later, jaren negentig, verbeterde Davis zichzelf nog met het Londens symfonie orkest (RCA 74321-54034-2), maar met de Philips heruitgave is gezorgd voor een ideaal goedkoop alternatief. Davis blijkt zich heel goed bewust te zijn van de gedachteprocessen die ten grondslag liggen aan Sibelius’ symfonische composities, net zoals hij zich bewust is (en ons bewust maakt) van de enorme ontwikkeling die plaatsvond tussen het schrijven van de tweede en de vierde symfonie. Hij toont ook een juist tempogevoel en treft steeds het juiste evenwicht tussen romantisch smachten en stuwende drang. De klank van het Boston orkest is niet te zwaar en verzadigd en de opname klinkt helderder dan ik me van de originelen herinner. Interpretatief en vooral klanktechnisch behoudt de versie van Ashkenazy nog net een streepje voor, maar als gesplitst, goedkoop alternatief is veel voor deze aanbieding te zeggen.