CD Recensies

STRAUSS, R.: ARIADNE AUF NAXOS, NAGANO

Strauss: Ariadne auf Naxos op. 60. Margaret Price (Ariadne), Veronica Cangemi (Zangeres), Sumi Jo (Zerbinetta), Gösta Winbergh (Bacchus), Thomas Mohr (Harlekin), Alfred Kuhn (Truffaldin), Markus Schäfer (Brighella), Doris Lamprecht (shaapherder, Driade), Brigitte Fournier (schaapherderin, Najade), Virginie Pochon (echo), Steven Cole (Scaramuccio), Ernst Theo Richter (M. Jourdain) e.a. met het Ensemble van de Opéra Lyon o.l.v. Kent Nagano. Virgin 545.111-2 (2 cd’s, 136’09”). 1994

 

Wat mooi dat er nog steeds cd premières van al lang bestaande werken mogelijk zijn. Dit is er eentje van. Deze Ariadne auf Naxos uit 1912 wijkt qua inhoud en toon namelijk nogal af van de bekende versie uit 1916 en het werd hoog tijd om eens de oorspronkelijke bedoelingen van Strauss en Hofmannsthal te kunnen horen. Waar komt dat op neer?

De oorspronkelijke gedachte was dat Hofmannsthal een komedie van Molière geschikt wilde maken voor het Berlijnse toneel en daarom bestaat het eerste gedeelte van het werk hier niet uit de operaproloog van de latere versie, maar uit een bekorte versie van Le bourgeois gentilhomme, begeleid door (de ook afzonderlijk bekende en opgenomen) toneelmuziek van Strauss. Het gaat om elf nummers die samen ongeveer een half uur duren en die bestaan uit een andere selectie dan de uitgebreide reeks uit 1917 die de componist bundelde in zijn suite uit 1920. De ouverture en de dinermuziek bij het opdienen van Rheingold zalm en geroosterd lam met een buiging naar Don Quixote zijn bekend, maar er komen ook aardige vocale gedeelten in voor. Alles in de stijl van een klassieke pastiche. Nagano beschikte over een kamerensemble om deze muziek op heel gracieuze wijze recht te doen. Cangemi zingt een korte arietta ‘Du, Venus’ Sohn’ en Lamprecht en Fournier dragen een herdersduet bij.

De bekorte tekstversie van het stuk van Hoffmannsthal ontbreekt hier en dat is geen ramp. Molière in het Duits lijkt toch al niet hevig. Volgt de opera zelf en die vertoont hier wat coupures in vergelijking met de ‘gewone’ vorm. Het belangrijkste slachtoffer daarvan is Zerbinetta, maar gelukkig is haar beroemde ‘Großmächtige Prinzessin’ gespaard en haast niemand voelt zich daarin gelukkiger als Sumi Jo met een hele toon hoger dan de Fis in Mozarts Koningin van de nacht. Ze draagt die aria speels en luchtig voor en voert een mooi, vriendelijk commedia dell’arte kwartet, bestaande uit Thomas Mohr als kundige Harlequin en een voortreffelijk nimfentrio van Lamprecht, Fournier en Pochon aan.

En dan is daar Margaret Price als Ariadne zelf. Een rol die haar op het lijf lijkt te zijn geschreven, maar die ze liefst tien jaar eerder had moeten opnemen. Soms laat haar zuiverheid haar even in de steek en is ze nerveus bij het naderen van haar nobele hoge B’s, maar zeker in het slotduet met de passende tenor van Winbergh als Bacchus is ze geweldig.

Nagano begeleidt het geheel met een weldadige mengeling van klassieke voornaamheid en theatrale vaart. Het laatste woord in deze versie is voor de commedia dell’arte figuren die op het toneel terug sluipen voor een reprise van Zerbinetta’s sprankelende aria, waarna Molières gastheer. M. Jourdain wakker wordt en merkt dat zijn meeste gasten zijn verdwenen voor een fraai ironisch slot zorgt dat eigenlijk veel bevredigender is dan het pompeuze gangbare einde van het werk.

Geen Straussadept mag zo’n opname missen en wie origineel en eindversie wil vergelijken, kan terecht bij vooral Karajan (EMI 567.077-2) of Kempe (EMI 764.159-2).