Suk: Asrael symfonie in c op. 27. Helsinki filharmonisch orkest o,l.v. Vladimir Ashkenazy. Ondine ODE 1132-5 (61’32”). 2008
Josef Suk (1874-1935), de schoonzoon van Dvorak, was op zijn best wanneer hij in grote vormen kon werken. De op Bruckneriaanse schaal geconcipieerde Asrael symfonie uit 1906 vormt het mooiste voorbeeld van zijn expressieve laatromantische stijl. De titel is ontleend aan de naam van de Islamitische doodsengel en het werk ontstond naar aanleiding van de dood van Dvorak en Otylka, diens dochter en zijn echtgenote.
De vijfdelige symfonie met vier langzame delen is vervuld van gevoelens van verlies die met een tot catharsis leidende intensiteit als uiting van ’s componisten verdriet worden geuit. Daarin is iets van Mahler terug te vinden, in de orkestratie horen we iets van R. Strauss terug.
Er circuleert één lang maatgevende opname uit 1981 van het werk: een live opname van het Orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik op het niet alledaagse label Panteon (81.1101-2). In hoeverre die nog verkrijgbaar is? Ook Belohlávek (Chandos CHAN 9042) zorgde voor een prachtige registratie. Maar ook Ashkenazy weet het karakter van het werk met al zijn stemmingswisselingen heel raak te treffen. Begrijpelijk genoeg wordt het vierde deel, een Adagio, het hoogtepunt als portret van Suks echtgenote. Het hele werk krijgt vloeiend en gelukkig onsentimenteel gestalte bij hem en in SACD formaat klinkt het werk bijzonder imposant en helder in deze ‘live’ opname, die gelukkig is ontdaan van applaus.