Schubert: Pianosonates nr. 16 in a D. 845, 17 in D D. 850, 18 in D D. 894, 19 in c D. 958 en 20 in A D. 959; 11 Ecossaisses D. 781; 3 Klavierstücke D. 946; 6 Moments musicaux D. 780; 16 Duitse dansen D. 783 en 4 Impromptu’s D. 935. Imogen Cooper. Avie AV 2156 (2 cd’s, 71’43” en 76’38”) + Avie AV 2157 (2 cd’s, 72’44” en 76’53)”. 2009
Imogen Cooper op herhaling met Schubert. Wie lang als geheime tip materiaal van Cooper verzamelt, weet dat de Engelse pianiste al in 1986/9 een identiek aan ‘de late pianowerken van Schubert’ heeft gewijd. Destijds werden de resultaten op basis van recitals in Amsterdam en Londen in Londense Henry Wood Hall vastgelegd. Het resultaat was van uitzonderlijke klasse en dat er niet meer aandacht aan werd besteed is eigenlijk alleen omdat die uitgaven van destijds publicitair gezien een Assepoester bestaan leidden en het de vraag was of de bewuste zes cd’s wel goed leverbaar waren/zijn.
Als pianiste in het algemeen, maar als Schubertvertolkster in het bijzonder legt Cooper een voortreffelijk idiomatische stijl en veel finesse aan de dag. De manier waarop ze frasen vormgeeft ademt een goede intuïtie waarmee ze de muziek op typisch Schubertiaanse wijze aan het zingen brengt. Zo is merkbaar dat Alfred Brendel een van haar mentoren was, alleen maakt de Engelse zich vrijer van het notenbeeld. Zo weet ze in de herhalingen van de eerste thema’s uit de sonates meer onderling contrast aan te brengen. Daarbij klinkt ze geen moment zelfbewust of gemaniëreerd. Misschien hielp de aanwezigheid van een muisstil publiek om de inspiratie op een hoger plan te brengen. Het meest treffen de mooie kleuren en hun nuances en de fraaie, rustig ‘uitgezongen’ melodische lijnen.
In de Impromptu’s treffen de dynamische subtiliteiten die Schubert aanbracht en de veranderingen van toonaard, terwijl bijvoorbeeld de Duitse dansen hun eigen simpele Weense verhaaltjes verkondigen zonder enige make-up. De rest slaagde navenant mooi. Op de opname valt eigenlijk niets aan te merken.
Natuurlijk, er is op dit gebied veel meer moois, met name van Kempff (DG), Brendel (Philips), Schiff en Lupu (Decca) en van Uchida (Philips). Maar dat Cooper zich ook in deze eredivisie bevindt, wordt hier nogmaals duidelijk gemaakt. Voor diepgravende Schubertliefhebbers die van contrast houden, is het misschien aantrekkelijk om Cooper naast een andere, reeds in bezit zijnde versie aan te schaffen. Het wachten is op de afrondende uitgave.