Saariaho: L’amour de loin. Ekaterina Lekhina. Marie-Ange Todorovitch en Daniel Belcher met het Berlijns omroepkoor en het Duits symfonie orkest, Berlijn o.l.v. Kent Nagano. Harmonia Mundi HMC 80.1937/8 (2 cd’s, 2u 01’). 2008
Voorjaar 2010 staat de Finse, in Parijs werkende componiste Saariaho ook in ons land ineens erg (positief) in de belangstelling dankzij de opvoering van haar opera Emilie over een voortvarende heldin uit de Verlichting met Karita Mattila in een glansrol. Het werk zal vast en zeker binnenkort ook op cd en/of dvd in omloop komen. Vooreerst kunnen we echter genieten van dit eerdere lyrische theaterstuk dat in 2000 in Salzburg succes oogstte in een productie van Peter Sellars en met Kent Nagano als dirigent.
Ook hier is het over vijf aktes gespreide libretto van de Libanees-Franse schrijver Amin Malouf. De handeling komt in koffietermen neer op een soort Romeo en Julia of Pellés en Mélisande extra verkeerd. We gaan alleen een stuk verder terug in de tijd. Prins en troubadour Jaufré Rudel (de Amerikaanse bariton Daniel Belcher) wordt enorm verliefd op een vrouw van wie hij uitsluitend heeft gehoord: Clémence van Tripolis (de Russische sopraan Ekaterina Lekhina). Wanneer zij de liederen hoort die aan haar zijn opgedragen, raakt ze omgekeerd verliefd op hem. Maar wanneer hij naar Tripolis reist om haar te ontmoeten, wordt hij zo erg ziek, dat hij bijna dreigt te sterven. Het verliefde stel krijgt alleen nog de tijd voor een liefdesduet. Daarna belooft de diepbedroefde Clémence dat ze zal intreden in een klooster.
Het is dus een klassiek verhaal over de onvervulde, idealistische liefde die zijn voleinding slechts in de dood kan vinden. Saariaho zelf is minder geïnteresseerd in het concept van de hoofse liefde, maar plaatst het werk in een breder perspectief als meditatie over de liefde. Met een vloeiend gestructureerde partituur duidt ze ook voortdurend op het ontastbare van zo’n vreemde liefde. Er is zelfs een etherisch gebrek aan onderscheid tussen timbre en harmonie, iets waar Saariaho altijd al in uitblonk. Modale buigingen en flarden van Oosterse toonaarden kleuren de muziek nader in. Grote dramatische of muzikale gebeurtenissen blijven uit. Maar het gebruikte kleurenpalet is al sfeervol genoeg op zichzelf.
De inmiddels in deze materie ervaren Nagano weet die kleuren met het orkest in al hun nuancen te realiseren.
De zangpartijen doen in vergelijking noga minimalistisch aan en in beide damesrollen wordt maar sporadisch een beroep gedaan op de hele tessitura.
De drie zangers zingen met de nodige vervoering en zijn uitstekend tegen hun taak opgewassen; Ekaterina Lekhina is vooral heel treffend in haar desolate slotgebed. Klein manco: alleen de pelgrim, Marie-Ange Todorovitch zingt in onversneden Frans.
Dat we het werk niet op dvd ter beschikking hebben, is eigenlijk niet zo’n gemis. De kracht van het stuk blijkt heel goed in deze puur auditieve vorm.
Het vrij statische werk heeft iets hypnotiserends en sensueels, zoals we dat vroeger kenden bij Debussy, Ravel en Messiaen als blijkbaar typisch Franse verworvenheid.